Translation of "Vollzeit" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Vollzeit" in a sentence and their dutch translations:

- Arbeitest du jetzt Teilzeit oder Vollzeit?
- Arbeiten Sie jetzt Teilzeit oder Vollzeit?

Werk je nu deeltijds of voltijds?

Arbeitest du jetzt Teilzeit oder Vollzeit?

Werk je nu deeltijds of voltijds?

Tom und Maria arbeiten beide Vollzeit.

- Tom en Maria werken beiden voltijds.
- Tom en Maria werken allebei fulltime.
- Zowel Tom als Maria werken fulltime.
- Zowel Tom als Maria hebben een voltijdse baan.

Ich arbeite bis Ende September Vollzeit in einer Buchhandlung.

Ik werk tot einde september voltijds in een boekhandel.