Translation of "Vegetarierin" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Vegetarierin" in a sentence and their dutch translations:

Ich bin Vegetarierin.

Ik ben vegetariër.

Sie ist Vegetarierin.

Ze is vegetariër.

Meine Frau ist Vegetarierin.

Mijn vrouw is een vegetariër.

- Bist du Vegetarier?
- Bist du Vegetarierin?
- Sind Sie Vegetarier?
- Sind Sie Vegetarierin?

- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?

Toms neue Freundin ist Vegetarierin.

Toms nieuwe vriendin is vegetarisch.

Als Vegetarierin isst sie kein Fleisch.

Omdat ze een vegetariër is, eet ze geen vlees.

- Ich bin Vegetarier.
- Ich bin Vegetarierin.

Ik ben vegetariër.

- Bist du Vegetarier?
- Bist du Vegetarierin?
- Seid ihr Vegetarier?
- Sind Sie Vegetarier?
- Sind Sie Vegetarierin?

- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?

- Bist du nicht Vegetarier?
- Bist du nicht Vegetarierin?

Ben je niet vegetarisch?

Sie ist Vegetarierin; daher hat sie statt Truthahn Tōfu gegessen.

Omdat ze vegetariër is, at ze tofoe in plaats van kalkoen.

- Ich bin Vegetarier.
- Ich esse kein Fleisch.
- Ich bin Vegetarierin.

- Ik ben vegetariër.
- Ik eet geen vlees.
- Ik eet liever geen vlees, ik ben vegetariër.

- Bist du Vegetarier oder Veganer?
- Bist du Vegetarierin oder Veganerin?

- Ben je vegetariër of veganist?
- Bent u vegetariër of veganist?

- Ich habe einen Freund, der Vegetarier ist.
- Ich habe eine Freundin, die Vegetarierin ist.

Ik heb een vriend die vegetariër is.

- Ich habe einen Freund, der Vegetarier ist.
- Ich habe eine Freundin, die Vegetarierin ist.
- Ich habe Freunde, die Vegetarier sind.

Ik heb een vriend die vegetariër is.