Examples of using "Vegetarierin" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben vegetariër.
Ze is vegetariër.
Mijn vrouw is een vegetariër.
- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?
Toms nieuwe vriendin is vegetarisch.
Omdat ze een vegetariër is, eet ze geen vlees.
Ik ben vegetariër.
- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?
Ben je niet vegetarisch?
Omdat ze vegetariër is, at ze tofoe in plaats van kalkoen.
- Ik ben vegetariër.
- Ik eet geen vlees.
- Ik eet liever geen vlees, ik ben vegetariër.
- Ben je vegetariër of veganist?
- Bent u vegetariër of veganist?
Ik heb een vriend die vegetariër is.
Ik heb een vriend die vegetariër is.