Examples of using "Tokio" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Tokio.
- Hij verhuisde naar Tokyo.
- Hij is naar Tokyo verhuisd.
Smog hing over Tokio.
Hij woont in Tokio.
Hij is naar Tokyo verhuisd.
De hoofdstad van Japan is Tokio.
Ik woon in Tokio sinds 1985.
Ik leef nu in Tokio.
Ik ben vandaag in Tokyo.
Ik was in Tokio gisteren.
Hij woont in Tokio.
Ik wil naar Tokio gaan.
Tokio is een heel grote stad.
Ik kom uit Tokio, Japan.
In Tokio wonen allerhande mensen.
Tokio is een grote stad.
Hij is naar Tokyo verhuisd.
Sinds wanneer woont u in Tokio?
Ons nieuw hoofdkwartier is in Tokio.
Daar is Tokio.
Hij heeft altijd in Tokio gewoond.
Hij verliet Tokio en trok naar Kioto.
Hij belde me vanuit Tokyo.
Ze belde me op vanuit Tokyo.
Ik ben gisteren in Tokio aangekomen.
Haar man woont nu in Tokio.
Tokio is de grootste stad in Japan.
Ge woont in Tokio, nietwaar?
Ik moet volgende week naar Tokio.
De weg loopt van Tokio tot Osaka.
Is dit de juiste trein naar Tokio?
De kosten van het levensonderhoud in Tokio zijn zeer hoog.
Ik ben in Tokio geboren en getogen.
In vergelijking met Tokio is Londen klein.
Mijn vader woont en werkt in Tokio.
"Waar woon jij?" "Ik woon in Tokio."
Het is ver van hier naar Tokio.
Tokio is de duurste stad van de wereld.
Het inwoneraantal van New York is kleiner dan dat van Tokio.
Ze zeggen dat Tokio een erg veilige stad is.
Ik weet zeker dat hij naar Tokio is gegaan.
Hij kwam naar Tokyo met een grote droom.
Ik woon in Tokio.
Ze heeft twee zussen die allebei in Tokyo wonen.
Wilde vogels zijn elk jaar steeds minder en minder te vinden in Tokio.
Dit is het beste Indisch restaurant van heel Tokio.
Hij is per vliegtuig van Tokio naar Osaka gegaan.
We willen in Tokio zijn voordat het donker wordt.
Het klimaat in Londen is anders dan dat van Tokyo.
Geen stad in Europa is zo dichtbevolkt als Tokio.