Examples of using "Geholfen" in a sentence and their dutch translations:
- Jij hielp mij.
- U hielp mij.
- Jullie hielpen mij.
- Jij hebt mij geholpen.
- U heeft mij geholpen.
- Jullie hebben mij geholpen.
- Ik hielp iedereen.
- Ik heb iedereen geholpen.
Dat hielp.
Heeft Tom geholpen?
- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.
Hielp het?
- Het heeft me erg geholpen.
- Het heeft me veel geholpen.
- Je hebt me niet geholpen.
- U heeft me niet geholpen.
- Jullie hebben me niet geholpen.
- U hielp mij niet.
- Jij hielp mij niet.
- Jullie hielpen mij niet.
En niemand heeft je geholpen?
Ik heb hem gisteren geholpen.
- Het heeft me erg geholpen.
- Het heeft me veel geholpen.
Ik heb Tom geholpen.
- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.
- Hij hielp ons.
- Hij heeft ons geholpen.
- Zij hielp ons.
- Zij heeft ons geholpen.
Ik heb haar geholpen.
- Ze hielpen mij.
- Ze hebben mij geholpen.
- Zij hielpen Tom.
- Zij hebben Tom geholpen.
- Wie hielp hem?
- Wie heeft hem geholpen?
- Wie hielp haar?
- Wie heeft haar geholpen?
- Ik hielp hem.
- Ik heb hem geholpen.
- Hij hielp mij.
- Hij heeft mij geholpen.
- Zij hielp mij.
- Zij heeft mij geholpen.
Zij hielp hem.
- Heeft iemand je geholpen?
- Heeft iemand u geholpen?
- Heeft iemand jullie geholpen?
- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.
- En niemand heeft je geholpen?
- En niemand heeft u geholpen?
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Het heeft me erg geholpen.
Ze hadden elkaar ooit geholpen.
Ik heb de armen geholpen.
- Tom hielp.
- Tom heeft geholpen.
Mijn vriend heeft me geholpen.
Neen, ik heb niet geholpen.
En niemand heeft je geholpen?
Ik heb hem gisteren geholpen.
- Heb je geholpen?
- Heeft u geholpen?
- Hebben jullie geholpen?
En niemand heeft u geholpen?
Ik heb hem gisteren geholpen.
We hebben ook hen geholpen.
- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.
- Je hebt me niet geholpen.
- Jij hielp mij niet.
U hielp mij niet.
Ik weet dat Tom je heeft geholpen.
En niemand heeft u geholpen?
Heeft Tom gisteren zijn moeder geholpen?
Hij hielp me verhuizen.
Woorden alleen helpen niet.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Een echte vriend zou me geholpen hebben.
- Bob heeft mij geholpen.
- Bob heeft me geholpen.
- Bob hielp mij.
Niemand heeft me geholpen.
- Maria hielp ons.
- Maria heeft ons geholpen.
- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.
- Wij hielpen haar.
- Wij hebben haar geholpen.
- Hij hielp Tom.
- Hij heeft Tom geholpen.
- Zij hielp Tom.
- Zij heeft Tom geholpen.
- Maria hielp mij.
- Maria heeft mij geholpen.
Zij hielp hem.
Hartelijk dank aan iedereen die me heeft geholpen!
Dat heeft me vaak geholpen. Oké.
U hebt me geholpen mijn lot te dragen.
Ik wist niet dat je Tom aan het helpen was.
Hartelijk dank aan iedereen die me heeft geholpen!
Ik heb mijn moeder de keuken helpen kuisen.