Examples of using "Eimer" in a sentence and their dutch translations:
Deze emmer lekt.
Ik heb een emmer nodig.
Waar is de emmer?
Vul de emmer met water.
De emmer zit vol met water.
De emmer was vol water.
Er zit een gat in de emmer.
Er is wat water in de emmer.
Tom vulde zijn emmer met zand.
- Vul alsjeblieft deze emmer met water.
- Vul alstublieft deze emmer met water.
Tom vulde de emmer tot de rand.
Er zit bijna geen water in de emmer.
je hebt een emmer, een dweil of een pomp.
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.