Examples of using "Blühen" in a sentence and their dutch translations:
Bloemen bloeien.
Bloemen bloeien.
De perzikbomen zijn in de bloei.
De tulpen zullen snel bloeien.
Binnenkort bloeien de meiklokjes.
De tulpen zullen snel bloeien.
Veel mooie bloemen bloeien in de lente.
De rozen in de tuin staan in bloei.
Met Pasen bloeien de kerselaars.
Veel planten bloeien in de lente.
Die bloemen beginnen in de lente te bloeien.
...dat veel cactussen alleen 's nachts bloeien.
Deze bloemen bloeien vroeger dan andere.
Veel mooie bloemen bloeien in de lente.
- Die bloemen beginnen in de lente te bloeien.
- Deze bloemen beginnen in het voorjaar te bloeien.