Translation of "Blühen" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Blühen" in a sentence and their dutch translations:

Blumen blühen.

Bloemen bloeien.

Die Blumen blühen.

Bloemen bloeien.

Die Pfirsichbäume blühen.

De perzikbomen zijn in de bloei.

Tulpen werden bald blühen.

De tulpen zullen snel bloeien.

Bald blühen die Maiglöckchen.

Binnenkort bloeien de meiklokjes.

Tulpen sollen schnell blühen.

De tulpen zullen snel bloeien.

- Viele schöne Blumen blühen im Frühjahr.
- Viele schöne Blumen blühen im Frühling.

Veel mooie bloemen bloeien in de lente.

Die Rosen im Garten blühen.

De rozen in de tuin staan in bloei.

Zu Ostern blühen die Kirschbäume.

Met Pasen bloeien de kerselaars.

Viele Pflanzen blühen im Frühling.

Veel planten bloeien in de lente.

Diese Blumen blühen im Frühjahr.

Die bloemen beginnen in de lente te bloeien.

Viele Kakteen blühen daher nur nachts.

...dat veel cactussen alleen 's nachts bloeien.

Diese Blumen blühen früher als andere.

Deze bloemen bloeien vroeger dan andere.

Viele schöne Blumen blühen im Frühling.

Veel mooie bloemen bloeien in de lente.

Diese Blumen fangen im Frühling an zu blühen.

- Die bloemen beginnen in de lente te bloeien.
- Deze bloemen beginnen in het voorjaar te bloeien.