Examples of using "„sechzehn" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben zestien jaar oud.
- "Hou oud ben je?" "Zestien."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
- "Hou oud ben je?" "Zestien."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
In september word ik zestien.
"Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- Volgend jaar zal ik zestien jaar zijn.
- Volgend jaar word ik zestien jaar.
"Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
"Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
We moeten voor zonsondergang nog zestien kilometer lopen.
Slechts zestien procent van de leraren van deze school is vrouwelijk.
'Hoe oud ben je?' 'Ik ben zestien jaar oud.'
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
Tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.