Examples of using "„im" in a sentence and their dutch translations:
"Echt waar?" "Ja, echt."
zowel qua omzet als qua volume --
Wacht in de wachtkamer.
Het is in de koelkast.
Ze is in de kelder.
Helen speelt in de tuin.
Tom praatte in zijn slaap.
Hij praat in zijn slaap.
"Echt waar?" "Ja, echt."
Het huis stonk.
- Wat is er op tv?
- Wat komt er op tv?
Tom zit in de gevangenis.
In september zijn er veel kwallen in de zee.
In de zomer zwem ik graag naakt in de vijver.
Ik werk in de zoo.
Helen speelt in de tuin.
Het is in de koelkast.
We wonen in het buitenland.
Er was niemand in de kamer.
Er was niemand in de kamer.
Je staat in de weg.
In het gebladerte...
In Wenen, Oostenrijk...
In juli 1971...
...min of meer perfect in het bos.
Bij voorbaat bedankt.
Welkom bij de club.
Het is een storm in een glas water.
Welkom in Cyberspace.
Wacht in de wachtkamer.
Toms vader zit in de gevangenis.
- Hij zwemt in het zwembad.
- Hij is in het zwembad aan het zwemmen.
Er was niemand in de tuin.
Vogels zongen in het bos.
Er was iemand in het huis.
Er zijn eilanden in de zee.
In wijn zit waarheid.
Hij werd gedood in de oorlog.
De kamer was stil.
- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de eerste verdieping.
Gemiddeld bekijk ik twee films per maand.
Ik doe mijn aankopen altijd in die supermarkt in het centrum.
De kinderen spelen niet in de woonkamer, maar in de tuin.
- Er is melk in de koelkast.
- Er staat melk in de koelkast.
Ze is op dit moment in het ziekenhuis.
In de herfst vallen de bladeren af.
Je moet vooraf betalen.
Er was niemand in de kamer.
Er was niemand in de kamer.
- De keuken bevindt zich op de eerste verdieping.
- De keuken bevindt zich op de begane grond.
De keuken bevindt zich op de begane grond.
meer capaciteit om een van klimaat veranderende wereld aan te kunnen.
In 1812 voerde Augereau het bevel over depots en versterkingen in het achterland,
In de herfst vallen de bladeren af.
Katten kunnen in het donker zien.
Er zijn veel jachten in de haven.
Iedereen in het dorp kende hem.
Ge moet op voorhand betalen.
Ik verjaar in juli.
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen.
We zwemmen graag in de oceaan.
De vlag wappert in de wind.
Er zit een kakkerlak in de badkamer.
Er zit wat schimmel in de douches.
De handdoek is in de badkamer.
- De morgenstond heeft goud in de mond.
- Morgenstond heeft goud in de mond.
We leven in het atoomtijdperk.
Ik ben in oktober geboren.
- Het was in het jaar tweeduizend.
- Dat was in het jaar tweeduizend.
- Dit was in het jaar tweeduizend.
Er was niemand in de kamer.
In een oogwenk was hij vertrokken.
Veel vissen zwemmen in de rivier.
Ik heb iets in mijn oog.
In tegenstelling tot DNA, dat alleen in de kern voorkomt, is RNA ook in het cytoplasma te vinden.
- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Zijt ge ooit in het buitenland geweest?
Ik ben verdwaald in het bos.
missen we iets.