Translation of "Vendredi" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Vendredi" in a sentence and their dutch translations:

- Nous sommes vendredi.
- Aujourd'hui, nous sommes vendredi.
- Aujourd'hui, c'est vendredi.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

- Aujourd'hui, nous sommes vendredi.
- Aujourd'hui, c'est vendredi.
- On est vendredi.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

- Aujourd'hui, nous sommes vendredi.
- Aujourd'hui, c'est vendredi.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

- Nous sommes vendredi.
- Aujourd'hui, nous sommes vendredi.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

Mercredi ? Jeudi ? Vendredi ?

Woensdag? Donderdag? Vrijdag?

Enfin, c'est vendredi.

Eindelijk is het vrijdag.

Je t'appellerai vendredi.

- Ik bel je vrijdag.
- Ik zal je vrijdag bellen.

- Que diriez-vous de vendredi ?
- Que dirais-tu de vendredi ?

- Wat dacht je van vrijdag?
- Wat dacht u van vrijdag?
- Wat dachten jullie van vrijdag?

Aujourd'hui, nous sommes vendredi.

Vandaag is het vrijdag.

Hier, nous étions vendredi.

Gisteren was het vrijdag.

Nous sortons manger vendredi.

We gaan uit eten op vrijdag.

Enfin nous sommes vendredi.

Eindelijk is het vrijdag.

L'accident a eu lieu vendredi.

Het ongeluk vond op vrijdag plaats.

L'entrevue est prévue ce vendredi.

Het gesprek is voor deze vrijdag gepland.

Mon père est mort un vendredi.

Mijn vader stierf op een vrijdag.

Lis le chapitre 4 pour vendredi.

Lees voor vrijdag hoofdstuk 4.

Il travaille du lundi au vendredi.

Hij werkt van maandag tot vrijdag.

- Ils ne regardent la télé que le vendredi.
- Elles ne regardent la télé que le vendredi.

Ze kijken alleen tv op vrijdag.

Es-tu libre le vendredi après-midi ?

Ben je vrijdagmiddag vrij?

Je propose que l'on sorte le vendredi.

Ik stel voor dat we op vrijdag vertrekken.

Il a neigé de lundi à vendredi.

Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.

Mademoiselle Klein fait passer un test chaque vendredi.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Cette réunion a été reportée à vendredi prochain.

Deze vergadering is verschoven naar vrijdag aanstaande.

Le musée est ouvert du lundi au vendredi.

Het museum is geopend van maandag tot vrijdag.

Tom et ses amis jouent au poker presque chaque vendredi soir.

Tom en zijn vrienden spelen bijna iedere vrijdagavond poker.

« Est-ce que nous nous retrouvons vendredi prochain au même café ? » « D'accord. »

"Zien we elkaar volgende week vrijdag terug in het hetzelfde café?" - "Goed."

Je ne me souviens pas exactement mais je suppose que c'était vendredi dernier.

Ik herinner het me niet precies, maar ik veronderstel dat het vorige week vrijdag was.

Une semaine a sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.

Een week heeft zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.

Lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche sont les sept jours de la semaine.

Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.

Les marchés boursiers en Asie se sont également inscrits en hausse vendredi, après avoir enregistré d'énormes pertes jeudi.

Aandelenbeurzen in Azië koersten vrijdag ook hoger nadat donderdag nog enorme verliezen werden geleden.

L'AEX et d'autres bourses européennes ont ouvert à la hausse vendredi, après que les actions asiatiques aient augmenté plus tôt.

De AEX en andere aandelenbeurzen in Europa openden vrijdag hoger nadat Aziatische aandelen eerder ook al stegen.

Les jours de la semaine sont le lundi, le mardi, le mercredi, le jeudi, le vendredi, le samedi et le dimanche.

De dagen van de week zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.