Translation of "Pluriel" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Pluriel" in a sentence and their dutch translations:

Le pluriel de « bœuf » est « bœufs ».

Het meervoud van os is ossen.

Comment fait-on le pluriel des noms ?

Hoe maak je het meervoud van de zelfstandige naamwoorden?

Le pluriel de « person » est « people » et non pas « persons ».

Het meervoud van 'person' is 'people', geen 'persons'.

En espéranto l'adjectif se termine par "a". Le pluriel se forme par l'ajout du "j".

In het Esperanto eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een a. Het meervoud wordt gevormd door toevoegen van een j.

En espéranto les adjectifs finissent par « a », on forme le pluriel en ajoutant un « j ».

In het Esperanto eindigt een adjectief met "a", een meervoud vormt men door toevoeging van "j".

En espéranto le substantif se termine par "o". Le pluriel se forme par ajout du "j".

In het Esperanto eindigt een zelfstandig naamwoord op een o. Het meervoud wordt gevormd door toevoeging van een j.