Examples of using "Nous " in a sentence and their dutch translations:
- Bestaan wij?
- Bestaan we?
- Waar zijn we?
- Waar zijn wij?
- Waar zien we elkaar?
- Waar spreken we af?
Kom met ons mee.
Wanneer zullen we er zijn?
Haast je wat! We zullen te laat zijn.
Hoe ver zijn we van Hakata?
- Waar gaan we naartoe?
- Naar waar gaan we?
Bestaan wij?
Waar waren we gebleven?
- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?
Sta op!
Als God met ons is, wie is dan tegen ons?
- Wat zouden ze zonder ons doen?
- Wat zouden zij zonder ons doen?
- Waarom komt ge niet met ons mee?
- Waarom kom je niet met ons mee?
- Waar gaan we naartoe?
- Naar waar gaan we?
We kunnen thuis geen schaap houden. Wat moeten we er daar mee doen?
En wat gaan we doen?