Examples of using "Mien" in a sentence and their dutch translations:
Dit is van mij.
Het is van mij.
Welke is de mijne?
De mijne is zwart.
Ik heb nog altijd de mijne.
Ik heb de mijne meegebracht.
Jouw probleem lijkt op dat van mij.
Jouw fiets lijkt op die van mij.
- Je mag het mijne gebruiken.
- Je mag de mijne gebruiken.
- Je mag dat van mij gebruiken.
- Je mag die van mij gebruiken.
Deze schrijftafel is van mij.
Het was niet de mijne.
Die tas is van mij.
- Uw fiets is beter dan de mijne.
- Jouw fiets is beter dan de mijne.
Uw pen is beter dan de mijne.
Gebruik voorlopig gewoon het mijne.
geesten waar ik geen deel van uitmaak.
Het is zijn probleem, niet het mijne.
Dit boek is van mij.
Dat is niet van mij.
Dat is van mij.
Neem de mijne.
Jouw plan lijkt beter dan het mijne.
Jouw fiets is beter dan de mijne.
Het potlood dat goed schrijft, is van mij.
- Welke is van mij?
- Welke is de mijne?
De jouwe is groter dan de mijne.
Dit is mijn wijn.
- Ik heb de mijne meegebracht.
- De mijne heb ik meegebracht.
Ik wil de mijne.
Wil je de mijne gebruiken?
Mijn hond is de grootste van beide.
De kat die je gevonden hebt, is de mijne.
Dat is van mij.
De mijne is niet zo goed als de jouwe.
Jouw boek is dubbel zo groot als dat van mij.
Deze hoed is van mij.
De fiets bij de deur is van mij.
Dit is niet van mij.
Dit boek is van jou. Het is niet van mij.
Die tas is van mij.
Dat is niet van mij.
Het was niet de mijne.
- Deze zijn van mij.
- Dat is van mij.
Neem de mijne.
Ik zie geen enkel verband tussen jouw probleem en het mijne.
Zijn fototoestel is drie keer zo duur als het mijne.
Mary's man is mijn mans leeftijd.
Dat is de mijne. Ik weet niet waar de zijne is.
Haar fiets is beter dan de mijne.
Deze cd is van mij, nietwaar?
Helmen schijnen, ik heb de mijne niet, nu ligt onze uitrusting bij de schepen. "
Dit is niet van mij.
- De mijne is groter dan de jouwe.
- Die van mij is groter dan die van jullie.
- De mijne is groter dan die van jou.
Ik heb nog altijd de mijne.
"Maakt u zich geen zorgen," probeerde Dima de vrouw gerust te stellen. "Het is niet van mij."
De fiets bij de deur is van mij.
Zijn huis is drie keer zo groot als dat van mij.