Examples of using "Fus" in a sentence and their dutch translations:
Je was perfect.
Ik was verrast.
Ik stond paf.
Je was perfect.
Ik had een lichamelijke check-up.
Ik werd door een oude vriend uitgenodigd.
Ik ben door een bij gestoken.
Ik was dom genoeg om het te geloven.
- Ik ben geschokt door de dood van John.
- Ik was geschokt door de dood van John's.
Ik was lichtgelovig.
Ik was geliefd.
Ik was net zo verbaasd als jij.
- Ik was teleurgesteld in haar.
- Dat viel me tegen van haar.
Ik kon dit niet voorkomen.
Ik stond paf.
Ik was het met haar eens.
De woorden ontbraken me.
Ik schrok toen ik het zag.
Niet alleen zij maar ook ik kreeg een uitbrander van de leraar.
Zijn plotselinge verschijning verraste me.
Je was perfect.
Ik was dom genoeg om het te geloven.
Ik ben erin geslaagd het werk vroeger af te krijgen dan ik had voorzien.
Ik was sprakeloos.
Ik werd door een oude vriend uitgenodigd.
Ze dwongen mij medicijnen te nemen.
Hierdoor was ik nogal geschokt.
Je was mijn vriend.
Ik was verrast toen ik ontdekte dat ze getrouwd waren.
Je was mijn vriend.
- Ik was naïef.
- Ik was lichtgelovig.
Je was perfect.
Ik werd bijna door een auto overreden.