Examples of using "Client" in a sentence and their dutch translations:
De klant heeft altijd gelijk.
- De klant heeft altijd gelijk.
- Klant is koning.
- Klant is koning.
- De klant is koning.
Ik ben maar een klant.
De klant heeft altijd gelijk.
- U bent een goede klant.
- Jij bent een goede klant.
Hij is een stamgast in de barren en kroegen hier.
Als een potentiële klant over jouw prijzen valt,
Ik heb een klant die in de wachtkamer wacht.
De klant is juist aangekomen en wacht in de kamer hiernaast.
Hij is een stamgast in de barren en kroegen hier.
- Je hebt de verkeerde persoon.
- Jullie hebben de verkeerde persoon.
Als u problemen ondervindt, is er 24/7 klantenondersteuning en een 30 dagen geld-terug-garantie.