Examples of using "Cheveux" in a sentence and their dutch translations:
- Ik hou van een kort kapsel.
- Kort haar vind ik leuk.
Ik hou van een kort kapsel.
Mijn haar is nat.
Haar haar is lang.
Je hebt mooie haren.
- Ik hou van een kort kapsel.
- Kort haar vind ik leuk.
Hij heeft blond haar.
Ze borstelt haar haar.
- Jouw haar is te lang.
- Uw haar is te lang.
- Jullie haar is te lang.
Hij had lang haar.
Maria heeft lang haar.
Hij had grijs haar.
Tom heeft rood haar.
Tom waste zijn haar.
Luke heeft kort haar.
Haar haar is lang.
Haar haar wordt grijs.
- Ik hou van een kort kapsel.
- Kort haar vind ik leuk.
Zijn haar is lang.
Ik had grijs haar.
Je haar ziet er leuk uit.
Borstel je haar.
Hij wast zijn haar.
Mijn haar is nat.
Ik heb lang haar.
Mijn haar is nat.
Haar haar is heel kort.
Ik vind je nieuwe haarkleur mooi.
Je ziet er goed uit met je korte haar.
Heb je ooit je haar geverfd?
de man die zijn haar vasthoudt.
Ze borstelt haar haar.
Tom borstelde zijn haar.
Ze heeft kort haar.
Mijn vader wordt kaal.
Tom heeft zijn haar geverfd.
Hij heeft kort haar.
Ik ontluis je haren niet.
Lang haar is uit de mode.
Ik heb lang blond haar.
Ze is een blondine.
Ze heeft nat haar.
- Hij had grijs haar.
- Ik had grijs haar.
Zijn haar is wit geworden.
Ik moet mijn haar doen.
Hij had lang haar.
Zij vlechtte mijn haar.
Tom heeft zwart haar.
- Moet ik mijn haar kappen?
- Moet ik mijn haar knippen?
- Zou ik mijn haar moeten knippen?
- Zou ik mijn haar moeten kappen?
Luke heeft kort haar.
Je hebt mooie haren.
Ik heb heel lang haar.
Maria heeft lang haar.
- Hij borstelt zijn haar.
- Hij is zijn haar aan het borstelen.
Hij had grijs haar.
Tom heeft bruin haar.
Tom heeft rood haar.
Ik heb al een paar grijze haren.
Maria is haar haar aan het wassen.
Kort haar vind ik leuk.
Dit is mijn echte haar.
Tom is zijn haar aan het wassen.
Ze verfde haar haar blond.