Examples of using "Rikas" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben rijk.
- Ik wenste dat ik rijk was.
- Ik zou rijk willen zijn.
- Was ik maar rijk.
Ik ben niet rijk.
Ik weet dat je rijk bent.
Ik zou graag rijk zijn.
Mijn vader is rijk.
Ik ben rijk.
Ze zwemt in het geld.
Japan is een rijk land.
- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.
- Tom is erg rijk.
- Tom is heel rijk.
Tom is een rijke man.
- Er wordt gezegd dat hij heel rijk is.
- Men zegt dat hij heel rijk is.
- Het wordt gezegd dat hij heel rijk is.
- Er wordt gezegd dat hij heel rijk is.
- Men zegt dat hij heel rijk is.
Als ik rijk was, zou ik naar het buitenland gaan.
- Noch ben ik rijk, noch wil ik rijk worden.
- Ik ben niet rijk en wil dat ook niet zijn.
Ze is noch rijk, noch beroemd.
Ze zwemt in het geld.
- Er wordt gezegd dat hij heel rijk is.
- Men zegt dat hij heel rijk is.
Er was eens een arme man en een rijke vrouw.
Hij is rijk, maar hij leeft als een bedelaar.
Hij is schatrijk.