Examples of using "Isäni" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vader rookt.
U bent mijn vader.
Mijn vader loopt.
Hij is mijn vader.
- Mijn vader is gestopt met roken.
- Mijn vader stopte met roken.
Mijn vader zal me helpen.
Mijn vader is rijk.
- Mijn vader is leraar.
- Mijn vader is een leraar.
Mijn vader runt een restaurant.
- Jij bent mijn vader.
- U bent mijn vader.
Mijn vader is een zakenman.
Ik weet dat mijn vader me zal helpen.
Mijn vader was de derde generatie...
Mijn vader werkte voor een wegenbedrijf.
Mijn vader werkt bij een bank.
Mijn vader stierf aan longkanker.
Mijn vader is een boer.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Mijn vader reist graag met het vliegtuig.
Mijn vader is een beetje ouderwets.
Mijn vader is groot.
- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.
Mijn vaders moeder is mijn oma.
Mijn vader gaat me vermoorden.
Mijn vader is een beetje ouderwets.
Deze auto wordt gebruikt door mijn vader.
- Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
- Kate rende naar het restaurant van mijn vader.
Mijn vader is zich aan het scheren in de badkamer.
Mijn vader zal om zeven uur thuiskomen.
- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.
Mijn vader eet niet veel fruit.
- Hij is niet mijn vader.
- Hij is mijn vader niet.
Mijn vader werkt in de fabriek als een ingenieur.
Mijn vader gaat niet altijd lopend naar het werk.
Mijn vader houdt erg van pizza.
- Mijn vader is dol op pizza.
- Mijn vader houdt erg van pizza.
Mijn vader werkt in een fabriek.
Hij is mijn biologische vader.
Mijn vader was gewoon tot laat in de nacht te drinken.
Mijn vader is vanmiddag vrij.
Mijn vader noemt een regenpijp soms ook wel "hemelwaterafvoer".
- M'n pa leert me koken.
- Mijn vader leert me hoe ik moet koken.
Hij is mijn broer, niet mijn vader.
Mijn vader heeft gisteren drie vissen gevangen.
Mijn vader gaat soms naar het buitenland.
Ik ben even groot als mijn vader.
Mijn vader is zich aan het scheren in de badkamer.
Mijn vader woont en werkt in Tokio.
Mijn vader zei altijd dat de hemel diegenen helpt die zichzelf helpen.
Mijn vader en mijn broer werken in deze fabriek.
Mijn moeder is boos.
Als je alles overweegt, is mijn vaders leven wel een gelukkig leven geweest.