Examples of using "Opiskelija" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
- Zijt ge student?
- Bent u student?
- Bent u studente?
- Ben je student?
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
- Ik ben een nieuwe student.
- Ik ben een nieuwe studente.
Zij is een student.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ben jij een nieuwe student?
De student vertrok zonder iets te zeggen.
Die student is lui.
Toen was ik student.
Hij is een jonge student.
Ik ben geen student.
Deze student is Amerikaans.
Ben je een Japanse student?
Tom is een student.
- Je bent niet eens student hier.
- Je bent hier niet eens een student.
- Ik ben student aan een universiteit.
- Ik ben student aan de universiteit.
Veel studenten werken deeltijds.
Een student zegt dat de zuivering in China nog niet voorbij is en dat het schrikbewind overheerst.