Examples of using "Olette" in a sentence and their dutch translations:
Jullie zijn gestoord.
- U bent zwak.
- Jullie zijn zwak.
Jullie zijn monsters.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.
Jullie zijn mooi.
Jullie zijn gevangenen.
Je bent dronken!
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaan jullie heen?
Wat ben je aan het lezen?
Waar zijn jullie?
- U heeft helemaal gelijk.
- Hij heeft volkomen gelijk.
- Zij heeft helemaal gelijk.
Jullie hebben het allebei verkeerd.
Jij bent dun.
Jullie zijn studenten, toch?
Je bent dom.
Je bent agressief.
- Je hebt het mis.
- U vergist zich.
- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.
Jullie zijn Duitsers, toch?
Je bent verdrietig.
VERTELLER: Jullie stonden aan de frontlinie.
- Gij zijt nieuwe studenten.
- Jullie zijn nieuwe studenten.
Jullie zijn mijn vrienden.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
Ik weet dat u leraar bent.
U bent mijn vader.
- U stinkt.
- Jullie stinken.
Hoe oud bent u?
Je bent jaloers.
- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Zij zijn dokters.
- Zij zijn artsen.
We zijn bedolven onder deze kunstbloemen. Er zijn ook echte bloemen.
- Waarom ben je hier?
- Waarom ben je er?
- Waarom bent u hier?
- Waarom zijn jullie hier?
U bent veranderd.
Je hebt het duidelijk mis.
- Je bent jong.
- U bent jong.
- Jullie zijn jong.
- Waar ben je?
- Waar zijt ge?
- Waar zijn jullie?
Jullie zijn nog jong.
Allicht heb je al eens gehoord over om hoeken kijken,
- Waar waren jullie?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je?
- Waar zijn jullie geweest?
- Wat vind jij van astrologie?
- Wat vind je van astrologie?
- Wat vindt u van astrologie?
- Wat vinden jullie van astrologie?
Voor hoelang bent u in Sjanghai?
- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.
- Ik weet dat u leraar bent.
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Waar ben je nu op dit moment?
Je hebt al gegeten.
Weet Tom dat je komt?
Wat vindt u van de onafhankelijkheid van Catalonië?
- Bel me als je klaar bent om te gaan.
- Bel me als u klaar bent om te gaan.
- Bel me als jullie klaar zijn om te gaan.
- Wat doe je?
- Waar bent u mee bezig?
Wat heb je Tom aangedaan?
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Wat doet u?
- Waarmee ben je bezig?
- Wat zit je te doen?
- Wat zitten jullie te doen?
- Wat doen jullie?
- Waarmee zijn jullie bezig?
- Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!
- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!
- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?
Wat doe je hier in Boston?
- Waar kom je vandaan?
- Waar komt u vandaan?