Examples of using "Asuu" in a sentence and their dutch translations:
Mijn oom woont in Duitsland.
Maria woont in Caïro.
Hij woont op het platteland.
Ze woont in het dorp.
Mijn broer woont in San Diego.
Hij woont bij zijn ouders.
Mijn oom woont in New York.
Hij woont in deze wijk.
Waar woont hij?
Ik vraag me af waar zij woont.
Tom woont in Boston.
Hier leeft een pinguïnkolonie.
Waar woont je opa?
Tom woont in een rijhuis.
Hij woont in Kioto.
Mijn broer woont in Boston.
Mijn broertje woont in Boston.
- Tom woont in de buurt.
- Tom woont hier in de buurt.
Tom woont hiernaast.
Ze woont in Rome.
Hij woont alleen.
- Weet je waar ze woont?
- Weet u waar ze woont?
Tom woont bij zijn ouders.
Tom woont aan de andere kant van de rivier.
Tom woont nu bij zijn oom.
Hij woont boven mij.
Hij woont buiten de stad.
- Hij woont bij zijn ouders.
- Hij woont samen met zijn ouders.
Naoko woont in het witte huis.
- Weten jullie waar hij woont?
- Weet je waar hij woont?
- Weet je waar ze woont?
- Weet u waar hij woont?
- Weet u waar ze woont?
Mijn broer woont in Tokio.
Waar woont Marika nu?
Mijn oom woont in New York.
Ik zou graag in Australië willen wonen.
Toms familie woont in Boston.
- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.
John woont in New York.
- Naoko woont in dat witte huis.
- Naoko woont in dit witte huis.
Toms moeder woont in dit dorp.
Tom weet waar Maria woont.
Mijn oma van mijn moeders kant woont in Osaka.
Mijn vader woont en werkt in Tokio.
Zij woont enkele blokken hier vandaan.
Hoeveel mensen wonen in jouw stad?
Ik weet niet eens waar Tom woont.
Slechts 5 miljoen mensen wonen in Noorwegen.
- Het meisje waarover ik je verteld heb woont hier.
- Het meisje over wie ik je verteld heb woont hier.
Hij woont zes huizen van me vandaan.
Hij woont in een klein gerieflijk huis.
Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in steden.
Hij woont zes huizen van me vandaan.
Ik kan Marika niet bellen. Ze woont in Finland!
Hij vroeg me waar mijn oom woonde.
Ze leeft als een prinses.