Examples of using "Toothbrush" in a sentence and their dutch translations:
Dat is mijn tandenborstel.
Waar is de tandenborstel?
Sami had geen tandenborstel.
- Vergeet je tandenborstel niet.
- Vergeet uw tandenborstel niet.
Is dat mijn tandenborstel?
- Dat is waarschijnlijk jouw tandenborstel.
- Dat is waarschijnlijk uw tandenborstel.
Ik heb een tandenborstel nodig.
Welke tandenborstel is van mij?
Sami had geen tandenborstel.
Ik gebruik een elektrische tandenborstel.
Ik hou van mijn elektrische tandenborstel.
Ik heb een nieuwe tandenborstel nodig.
- Heb je mijn tandenborstel gebruikt?
- Heeft u mijn tandenborstel gebruikt?
Ik poets mijn tanden met een tandenborstel.
Mag ik alsjeblieft een tandenborstel?
Tom kocht een nieuwe tandenborstel voor zichzelf.
Waar kan ik een tandenborstel kopen?
Maria kocht een nieuwe tandenborstel voor zichzelf.
- Hebt u nagedacht over uw tandenborstel?
- Hebben jullie nagedacht over jullie tandenborstel?
- Hebt u aan uw tandenborstel gedacht?
- Hebben jullie aan jullie tandenborstel gedacht?
Hij kocht een nieuwe tandenborstel voor zichzelf.
Zij kocht een nieuwe tandenborstel voor zichzelf.
Ik liet Tom niet mijn tandenborstel gebruiken.
Ik poets mijn tanden met een tandenborstel.
- Hoe vaak koop jij een tandenborstel?
- Hoe vaak koopt u een tandenborstel?
- Hoelang heb je deze tandenborstel gebruikt?
- Hoe lang gebruik je deze tandenborstel?
Je moet niet rondrennen met een tandenborstel in je mond.
Zij kocht een haarborstel en een tandenborstel.