Translation of "Toothache" in Dutch

- Do you have a toothache?
- Do you have toothache?
- Have you got toothache?

Heb je kiespijn?

- I've got a toothache.
- I have a toothache.

- Ik heb kiespijn.
- Ik heb tandpijn.

- Do you have a toothache?
- Do you have toothache?
- Have you got toothache?
- Does your tooth hurt?

- Heb je kiespijn?
- Heb je tandpijn?
- Heeft u tandpijn?
- Heb je last van tandpijn?
- Heeft u last van tandpijn?

Tom has a toothache.

Tom heeft kiespijn.

I have a toothache.

Ik heb tandpijn.

I've got a toothache.

Ik heb kiespijn.

- A toothache deprived me of sleep.
- A toothache kept me from sleeping.

- Ik kon niet slapen door mijn tandpijn.
- Door kiespijn kon ik niet slapen.

I have a bad toothache.

Ik heb flinke tandpijn.

I had a toothache yesterday.

Gisteren had ik tandpijn.

My son has a toothache.

Mijn zoon heeft kiespijn.

A toothache deprived me of sleep.

Ik kon niet slapen door mijn tandpijn.

- I have a toothache.
- My tooth hurts.

Ik heb tandpijn.

- Do you have a toothache?
- Does your tooth hurt?

Heb je last van tandpijn?

- My little sister has been suffering from a toothache since last night.
- My little sister has been suffering with a toothache since last night.

Mijn jongste zus heeft sinds vannacht tandpijn.

I have a toothache and I want to go to the dentist.

Ik heb tandpijn en wil naar de tandarts gaan.

My little sister has been suffering with a toothache since last night.

Mijn jongste zus heeft sinds vannacht tandpijn.