Examples of using "Stranger" in a sentence and their dutch translations:
Gegroet, vreemdeling.
Hallo, vreemdeling.
Ik ben een vreemdeling hier.
Nou, er zijn wel vreemdere dingen gebeurd.
Hier ben ik een vreemdeling.
Een vreemdeling betrad het gebouw.
Ik was een vreemdeling in Boston.
De man was een volslagen vreemde.
- De hond blafte naar de onbekende.
- De hond heeft naar een vreemde geblaft.
Hij is geen vreemde voor mij.
Heb je ooit een wildvreemde een knuffel gegeven?
Hij doet net of hij hier niet bekend is.
Hij behandelt mij alsof ik een vreemde ben.
Een vreemde sprak mij aan op de bus.
Hij behandelt mij alsof ik een vreemde ben.
Er staat een vreemde man voor het huis.
Ik ben helemaal niet thuis in dat soort zaken.
Op een zekere dag was ze door een vreemdeling aangesproken.
Hij behandelt mij alsof ik een vreemde ben.
Hij kent geen angst.
Ik ken haar niet.
Een onbekende kwam mij de weg vragen.
De vrouw waarvan ik dacht dat het zijn tante was, was een vreemde.
Een vreemdeling stapte op hem af en vroeg hem hoe laat het was.
Naarmate het kouder wordt... ...worden de wezens die onze stad bezoeken nog vreemder.
Mijn vriend is een geweldige vent maar hij is zo verlegen. Je kan je niet inbeelden hoe moeilijk voor hem is, een gesprek met een vreemde te starten.