Examples of using "Screaming" in a sentence and their dutch translations:
Stop met schreeuwen.
- Wij schreeuwen.
- Wij gillen.
Ik schreeuw.
- Je schreeuwt.
- Jij schreeuwt.
- Maria schreeuwt.
- Maria is aan het schreeuwen.
Sami schreeuwt.
Stop met roepen!
- Waarom gil je?!
- Waarom gilt u?
- Waarom gillen jullie?
Tom schreeuwt.
Hij schreeuwt veel.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
- Layla schreeuwde.
- Layla gilde.
Ze begon te schreeuwen, en ik liep weg.
Terwijl ze riep, zwaaide ze met het mes.
Tom begon te schreeuwen als een 15-jarig meisje.
Tom was aan het huilen.
soms schreeuw ik of bijt ik in de tralies die mij omringen.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Hij schreeuwt veel.
Tom schreeuwde.