Examples of using "Sale" in a sentence and their dutch translations:
Te koop.
Grote openingsverkoop.
Dat huis staat te koop.
Is dat te koop?
Zijn deze te koop?
Is dit te koop?
Alles was te koop.
Ze waren te koop.
Dit huis is niet te koop.
Dat huis staat te koop.
Zijn huis staat te koop.
Het kasteel staat te koop.
- Groenland is niet te koop.
- Groenland staat niet te koop.
De sokken zijn in de aanbieding.
Vandaag openingsverkoop!
Deze waren zijn niet te koop.
Deze hond is niet te koop.
Deze kat is niet te koop.
Het is niet meer te koop.
Hoelang duurt deze uitverkoop?
- Men verkoopt nu de zomerartikelen.
- De zomerartikelen zijn nu te koop.
Spijtig genoeg is dat schilderij niet te koop.
Deze meubels zijn niet te koop.
In deze winkel wordt alles altijd uitverkocht.
Voor geld is alles te koop.
Als de verkoop van organen wordt gelegaliseerd, kunnen er mogelijke gezondheidsproblemen ontstaan.
We hebben nieuwe gegevens over productie en verkoop van elektrische vliegenmeppers wereldwijd.
net als de veilingsite waarop ik van plan was haar te gaan verkopen --
Kan ze niet wachten tot de uitverkoop begint en de winkeliers hun producten afprijzen?