Examples of using "Rooms" in a sentence and their dutch translations:
Welke kamers zijn er vrij?
Waar zijn de paskamers?
Dit huis heeft zes kamers.
Hoe zijn de kamers?
- Ze hebben hun kamers wit geverfd.
- Ze verfden hun kamers wit.
Ze waren niet in hun kamers.
Ze horen het in kleedkamers,
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Heeft u goedkopere kamers?
Deze scheidingswand scheidt de twee kamers.
Ik heb geen kamers om te verhuren.
Mijn kinderen hebben geen eigen kamer.
- Hebben jouw kinderen een eigen kamer?
- Hebben jullie kinderen een eigen kamer?
- Hebben uw kinderen een eigen kamer?
Hebt u een kamer vrij voor vannacht?
Hoeveel kamers zijn er in je huis?
Tom en Maria sloten zichzelf op in hun kamers.
Tom en Mary lezen boeken in hun kamer.
in de chatrooms van de videogames die ze spelen.
In dit hotel zijn er enkel kamers voor niet-rokers.
Hoe koud het buiten ook is, de kamers worden comfortabel verwarmd.