Examples of using "Name's" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heet Ricardo, en jij?
- Ik heet Ricardo, en u?
Mijn naam staat op de deur.
- Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
- Mijn naam is Cyrille, aangenaam kennis te maken.
Ik geloof niet dat je Tom heet.
- Mijn naam is Tom.
- Ik heet Tom.
Mijn naam is Henry.
- Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
- Mijn naam is Cyrille, aangenaam kennis te maken.
Mijn naam is Ricardo.
Ik heet Jack.
- Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
- Mijn naam is Cyrille, aangenaam kennis te maken.
Hij heet Tom.
Ik heet ook Tom.
"Ik heet Allusine Jalloh." "Ik heet Momoh Alpha Kamara."
Ik heet John.
Ik heet John.
Ik heet Tom.
Je naam is niet Tom, of wel?
Ik heet Tom.
Ik heet John.
Ik ben Tom.
Mijn naam staat niet op de lijst.
Mijn naam is niet Tom.