Translation of "Nice" in Dutch

- Nice suit.
- Nice costume.

- Mooi pak.
- Mooi kostuum.

- It's nice.
- That's nice.

- Het is leuk.
- Het is aangenaam.

Nice!

Mooi.

- She's nice.
- She is nice.

- Ze is vriendelijk.
- Ze is aardig.

[Bear] Nice!

Mooi.

Nice work!

Goed werk.

Nice dress.

Wat een mooi kleed!

Nice timing.

Goede timing!

It's nice.

Het is leuk.

Nice shot!

Goed schot!

Be nice.

- Wees aardig!
- Wees aardig.

How nice!

Wat leuk!

They're nice.

- Ze zijn aardig.
- Zij zijn aardig.

She's nice.

Ze is aardig.

Nice suit.

Mooi pak.

Nice costume.

Mooi kostuum.

Nice haircut.

Mooi kapsel.

How nice.

Wat leuk.

Nice tattoo!

- Mooie tattoo!
- Leuke tattoo!

- It was nice last night.
- Yesterday evening was nice.
- Last night was nice.

Het was leuk gisteravond.

- Have a nice weekend.
- Have a nice weekend!

- Goed weekeinde.
- Prettig weekend!

- Have a nice day.
- Have a nice day!

- Prettige dag!
- Nog een leuke dag!

- I'm a nice guy.
- I'm a nice dude.

Ik ben een aardige gast.

- Have a nice trip!
- Have a nice trip.

Fijne reis!

- Nice to meet you.
- Nice to meet you!

- Aangenaam kennis te maken.
- Aangenaam.

- Today the weather is nice.
- It's nice today.

Het is lekker weer vandaag.

Nice wide stance.

Goed wijd staan.

Nice seeing you!

- Leuk je te zien!
- Leuk om je te zien!
- Leuk u te zien!
- Leuk om u te zien!
- Leuk jullie te zien!
- Leuk om jullie te zien!

Nice job, man!

Goed gedaan, kerel!

Is this nice?

- Is dit leuk?
- Is dit mooi?

Tom seems nice.

Tom lijkt aardig.

Tom seemed nice.

Tom leek aardig.

Those are nice.

Die zijn mooi.

Isn't it nice?

- Is het niet leuk?
- Is het niet fijn?
- Leuk, hè?
- Fijn, hè?

I'll be nice.

Ik zal aardig zijn.

That smells nice.

- Dat ruikt goed.
- Dat ruikt lekker.

Tom is nice.

Tom is aardig.

Is she nice?

Is ze leuk?

Everything looked nice.

Alles zag er mooi uit.

The weather's nice.

Het klimaat is aangenaam.

He is nice.

Hij is vriendelijk.

- It is a nice day!
- It's a nice day.

Het is een mooie dag.

- It's nice to meet you.
- Nice to meet you.

Aangenaam kennis te maken.

- He is nice.
- He is kind.
- He's kind.
- He's nice.

- Hij is vriendelijk.
- Hij is aardig.

- Have a nice day.
- Have a nice day!
- Good day!

- Goedemorgen!
- Goedendag!

- I have a nice apartment.
- I have a nice flat.

Ik heb een leuk appartement.

Hey! Two likes! Nice.

Hey! Twee likes. Leuk.

One more like, nice!

Nog een like. Leuk.'

[whispers] Nice and quiet.

Heel stilletjes.

Have a nice flight.

Een goede vlucht!

That house looks nice.

Dat huis ziet er leuk uit.

Be nice to others.

Wees aardig voor anderen.

This flower smells nice.

Deze bloem ruikt lekker.

How nice of you!

Wat aardig van u!

This pear smells nice.

Die peer ruikt lekker.

That's a nice coat.

Dat is een mooie mantel.

Have a nice meal!

Eet smakelijk!

- Be nice.
- Be kind.

Wees aardig.

That would be nice.

Dat zou fijn zijn.

It was very nice.

Het was heel leuk.

That wasn't very nice.

- Dat was niet zo leuk.
- Dat was niet zo aardig.

That's a nice story.

Dat is een mooi verhaal.

Have a nice day.

Een mooie dag gewenst.

Have a nice day!

- Heb nog een goede dag!
- Prettige dag!
- Nog een leuke dag!

Nice to meet you!

- Aangenaam!
- Aangenaam kennis te maken!

You're a nice one!

Jij bent ook een mooie!

I'm a nice guy.

Ik ben een aardige gast.

Your hair looks nice.

Je haar ziet er leuk uit.