Examples of using "Full" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben vol.
- Ik zit vol.
Ik zit vol!
- Mijn buik zit vol.
- Mijn buik is vol.
- Mijn maag zit vol.
Volle maan.
- Heb je je buik vol gekregen?
- Zit je vol?
- Heb je genoeg gehad?
Tom zit vol.
Bedankt, ik zit al vol.
- Alle bussen zitten vol.
- Alle bussen zijn vol.
Het heelal is vol geheimen.
De bus was helemaal vol.
Het leven is vol geheimen.
...vol bizarre wezens...
Ze zitten vol leven.
Mijn hoofd zit vol.
Koop de volledige versie.
Jij lult.
Het kopje is vol.
Het restaurant was niet vol.
Het restaurant is vol.
Mijn glas is vol.
De bus was vol.
Deze hier is vol.
- Wat is jouw volledige naam?
- Wat is uw volledige naam?
- Wat is jullie volledige naam?
Ik zit vol!
De bus is vol.
De veldfles is vol.
- Toms koffer is vol.
- Tom zijn koffer is vol.
De fles is vol.
Alle bussen zijn vol.
- Het heelal is vol geheimen.
- Het heelal zit vol geheimen.
Het hotel zit vol buitenlanders.
Gisteren was het volle maan.
- Spreek niet met volle mond.
- Praat niet met een volle mond.
Spreek niet met volle mond.
Praat niet met een volle mond.
- De wereld loopt vol met idioten.
- De wereld is vol dwazen.
Spreek niet met volle mond.
Het is weer volle maan.
De meeuwen raken verzadigd.
Japan is vol verrassingen!
Alle bussen zijn vol.
Het leven is vol geheimen.
Nee, bedankt. Ik zit vol.
Mijn hand is te vol!
Insecten zitten vol met eiwitten.
De volle maan is prachtig.
Ik heb genoeg gehad, erg bedankt.
Het hotel is vol van buitenlanders.
Het heelal is vol geheimen.
De wereld loopt vol met idioten.
Jij lult.
- Tom en Maria werken beiden voltijds.
- Tom en Maria werken allebei fulltime.
- Zowel Tom als Maria werken fulltime.
- Zowel Tom als Maria hebben een voltijdse baan.
Ik heb een vol programma vandaag.
- Spreek niet met volle mond.
- Praat niet met een volle mond.
De hemel is bezaaid met sterren.
Deze zaal was vol mensen.
De emmer zit vol met water.
Tulpen zijn nu in volle bloei.
De stad was erg druk.
De emmer was vol water.
- Vreugde vulde haar hart.
- Haar hart was vol vreugde.
Hij eet tot hij vol zit.
Zijn leven is vol problemen.
Sorry, de vlucht is vol.
Hij zit altijd vol ideeën.
Mijn harde schijf is bijna vol.
Het glas is vol melk.
Haar toespraak was zeer scherpzinnig.
- De tuin was vol met bloemen.
- De tuin stond vol met bloemen.
De wereld is vol dwazen.
Alle bussen zitten vol.
Een watermeloen zit vol water.
- Het heelal is vol geheimen.
- Het heelal zit vol geheimen.
De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.
Ik heb overal pijn.
De straat lag bezaaid met reclame.
Het bos staat vol bomen.