Examples of using "Flower" in a sentence and their dutch translations:
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
Dat is een mooie bloem.
Deze bloem ruikt lekker.
- Is dit een bloem?
- Dit is een bloem?
Wat een mooie bloem!
Welke bloem is blauw?
Deze bloem is mooi.
Deze bloem is grijs.
Ruik deze bloem.
Welke bloem is dat?
Wat een prachtige bloem!
Het is een kunstbloem.
Deze bloem ruikt lekker.
Deze bloem ruikt lekker.
Deze bloem is mooi.
Hoe heet deze bloem?
De bloem is rood.
Tom heeft Maria's bloempje geplukt.
De bloem is geel.
De bloem is mooi.
- Die bloem is blauw.
- De bloem is blauw.
Welke bloem is blauw?
Deze bloem is blauw.
Welke bloem is blauw?
Dit is een bloem?
Is dit een bloem?
Die bloem is blauw.
Die bloem is oranje.
Deze bloem is roze.
Deze bloem is oranje.
Deze bloem is paars.
Deze bloem is rood.
Deze bloem is geel.
Deze bloem is zwart.
Deze bloem is wit.
Deze bloem is groen.
Deze bloem is bruin.
Wat een mooie bloem.
Deze bloem is grijs.
Die bloem ruikt sterk.
We moeten de bloem water geven.
De tuin moet gesproeid worden.
Wat is deze bloem mooi!
Aan welke bloem rook ze?
De blauwe bloem is klein.
Dit is een woestijnbloem.
De bloempot is stuk.
Deze bloem is erg mooi.
Dat is een mooie bloem.
Wat vind je van deze bloem?
Welke kleur is deze bloem?
De kleine bloem is geel.
De kleine bloem is wit.
Zij heeft een bloem in haar hand.
Deze bloem is een rozenvariëteit.
Of de gaspeldoorn? Aan jou de keus.
Die bloem ruikt sterk.
Die bloem is mooi, niet?