Examples of using "Blew" in a sentence and their dutch translations:
De bel ging.
De sirene luidde.
De zekering is uitgevallen.
De wind waaide.
De wind ging liggen.
Verdomme, ik heb een zekering opgeblazen.
Hij gaf al zijn geld uit.
Tom heeft de kaarsen uitgeblazen.
Terroristen hebben een bus opgeblazen.
Sami blies de ballon op.
- Ik blies Tom een kus.
- Ik wierp Tom een kushandje toe.
De wind wierp de bomen omver.
Het waaide twee dagen geleden.
De bel ging.
De koude wind blies in haar gezicht.
De zuidoostelijke wind blies over het water.
Hij blies de kaarsen op de taart uit.
Hij blies op zijn vingertoppen.
De media hebben die hele zaak opgeblazen.
Zij blies alle kaarsjes op de verjaardagstaart uit.
Hij is dolgedraaid.
Hij reed over een landmijn en zijn jeep ontplofte.
De handgranaat explodeerte in het water.