Translation of "Candles" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Candles" in a sentence and their dutch translations:

- Ken lighted the candles.
- Ken lit the candles.

Ken stak de kaarsen aan.

Candles were everywhere.

Er waren overal kaarsen.

Are these candles?

Zijn dit kaarsen?

Light the candles.

Steek de kaarsen aan.

Ken lit the candles.

Ken stak de kaarsen aan.

Blow out the candles.

Blaas de kaarsen uit.

Tom lit the candles.

Tom deed de kaarsen aan.

- I see that you bought candles.
- I see you bought candles.

Jij hebt kaarsen gekocht.

Tom blew out the candles.

Tom heeft de kaarsen uitgeblazen.

Do you have any candles?

- Heb je kaarsen?
- Heb je kaarsjes?
- Hebben jullie kaarsen?
- Hebben jullie kaarsjes?
- Heeft u kaarsen?
- Heeft u kaarsjes?

The candles made the room bright.

De kaarsen verlichtten de kamer.

I see that you bought candles.

Jij hebt kaarsen gekocht.

Please put some candles on the birthday cake.

Zet alsjeblieft wat kaarsen op de verjaardagstaart.

He blew out the candles on the cake.

Hij blies de kaarsen op de taart uit.

My mother put thirteen candles on my birthday cake.

Mijn moeder zette dertien kaarsen op mijn verjaardagstaart.

Out the candles with pistol-shots; they always  paid generous compensation for damage caused.

om de kaarsen uit te doven met pistoolschoten; ze betaalden altijd een royale vergoeding voor veroorzaakte schade.

- All cats are grey in the dark.
- At night all cats are grey.
- When candles are out, all cats are grey.

's Nachts zijn alle katten grijs.