Translation of "When" in Dutch

0.087 sec.

Examples of using "When" in a sentence and their dutch translations:

When?

Wanneer?

- When pigs fly!
- When pigs fly.

Op sint-juttemis.

When insecure,

Als ze onzeker zijn...

Since when?

- Sinds wanneer?
- Vanaf wanneer?

Til when?

Tot wanneer?

- When does it begin?
- When will it begin?
- When does it start?

Wanneer begint het?

- When did this occur?
- When did this happen?
- When did that happen?

- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

- When did it happen?
- When did this happen?
- When did that happen?

- Wanneer is het gebeurd?
- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

- When are you off?
- When will you leave?
- When are you leaving?

- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?

- When do we arrive?
- When will we arrive?
- When will we have arrived?

- Wanneer zullen we er zijn?
- Wanneer komen we aan?

- When does it arrive?
- When will it arrive?

Wanneer komt die aan?

- When do we start?
- When do we begin?

Wanneer starten we?

- When did you start?
- When did you begin?

- Wanneer ben je begonnen?
- Wanneer zijn jullie begonnen?
- Wanneer bent u begonnen?

- When is his birthday?
- When is her birthday?

Wanneer is zijn verjaardag?

- When did this occur?
- When did that happen?

- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?

- When does he come?
- When will he come?

Wanneer komt hij?

- When will you leave?
- When are you leaving?

Wanneer vertrek je?

- When will you leave?
- When are you going?

- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?

- When did you arrive?
- When did you come?

Wanneer ben je aangekomen?

- When will you be back?
- When will you return?
- When will you come back?
- When will you get back?

Wanneer ben je terug?

- When will you be back?
- When are you coming back?
- When will you return?
- When will you come back?

- Wanneer komt ge terug?
- Wanneer ben je terug?

- When will you come?
- When do you come?
- When are you going to come?

Wanneer gaat u komen?

- When will you be back?
- When will you return?
- When will you come back?

- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?
- Wanneer ben je terug?

When glaciers melt,

Wanneer gletsjers smelten

When was that?

Wanneer was dat?

When pigs fly.

Op sint-juttemis.

When is Halloween?

Wanneer is het Halloween?

When is breakfast?

Wanneer is het ontbijt?

When is it?

Wanneer gaat dat gebeuren?

When we change gene expression. When we go epigenetic.

Wanneer we onze gen-expressie veranderen, wanneer we ons epigenetisch ontwikkelen.

- When do we arrive?
- When will we get there?

Wanneer zullen we er zijn?

- When do I get started?
- When should I start?

Wanneer begin ik?

- When did you get back?
- When did you return?

- Wanneer ben je teruggekomen?
- Wanneer kwam je terug?

- When will you be back?
- When will you return?

Wanneer ben je terug?

- When will she return home?
- When will she get home?
- When will she come home?

Hoe laat komt zij thuis?

when you are right and also when you are wrong.

...als je gelijk hebt, maar ook als dat niet zo is.

- When will she return home?
- When will he return home?

Wanneer komt ze terug thuis?

- When will he be back?
- When is he coming back?

Wanneer komt hij terug?

- When did you see her?
- When did you meet her?

- Wanneer hebt ge haar ontmoet?
- Wanneer heb je haar ontmoet?

- When will we drive home?
- When will we go home?

Wanneer gaan we naar huis?

- When did they go home?
- When did you go home?

Wanneer zijn ze naar huis gegaan?

- When will you come home?
- When will you go home?

- Hoe laat ga je naar huis?
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?

- When will you return?
- When will you be coming back?

Wanneer kom je terug?

- When will the show begin?
- When does the show start?

- Wanneer begint de voorstelling?
- Hoe laat begint de voorstelling?

- When you're older, you'll understand.
- You'll understand when you're older.

Het verstand komt met de jaren.

- When are you coming back?
- When will you come back?

Wanneer komt ge terug?

- When will you come home?
- When are you coming home?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

- When shall we eat?
- When are we going to eat?

Wanneer gaan we eten?

- Let me know when you're ready.
- Let me know when you're ready!
- Just say when you're ready!

Laat me maar weten wanneer je klaar bent.

- When are you going to do that?
- When will you do that?
- When will you do this?

Wanneer ga je dit doen?

- Let me know, when you are ready!
- Let me know when you're done!
- Let me know when you're ready.
- Let me know when you'll be ready.
- Let me know when you've finished.
- Just say when you're ready!

- Laat me weten wanneer je klaar bent!
- Laat me weten wanneer je klaar bent.
- Laat me maar weten wanneer je klaar bent.

When she said it,

Toen ze het zei,

When I was 16,

Toen ik 16 was,

When I got home,

Toen ik thuiskwam,

But when glaciers melt,

Maar als gletsjers smelten

when he prescribes antibiotics

als hij antibiotica voorschrijft

when the light fades...

...ontwaken er 's nachts...

That's when we met.

Toen hebben we elkaar ontmoet.

When is school over?

Hoe laat is school uit?

When will it end?

Wanneer zal dat ophouden?

When does it arrive?

Wanneer komt die aan?

When will you return?

- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?

When did you arrive?

- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?

When were you born?

Wanneer ben je geboren?

When was Germany reunited?

Wanneer werd Duitsland herenigd?

When are you free?

- Wanneer ben je vrij?
- Wanneer bent u vrij?
- Wanneer zijn jullie vrij?

When do we leave?

Wanneer starten we?

When do we start?

Wanneer starten we?

When did you come?

Wanneer ben jij gekomen?

When did it end?

Wanneer is het afgelopen?

When do owls sleep?

Wanneer slapen uilen?

When does he come?

- Wanneer komt hij?
- Wanneer komt zij?

When did it happen?

Wanneer is het gebeurd?

When are they coming?

Wanneer komen ze?