Translation of "Start" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Start" in a sentence and their dutch translations:

- Start.
- Start!

- Begin!
- Begin.

- Start over.
- Start again.

Begin opnieuw.

- Let's start!
- Let's start.

- Laten we beginnen.
- Laten we van start gaan.

- Start looking.
- Start searching.

- Begin met zoeken.
- Begin te zoeken.

You start.

- U begint.
- Jij begint.
- Jullie beginnen.

Start writing.

Begin met schrijven.

Start singing.

Begin met zingen.

Start running.

- Begin te rennen.
- Begin te lopen.

Start now.

Begin nu.

Start here.

Begin hier.

Start counting.

Begin met tellen.

I start.

Ik ga beginnen.

Start, dammit!

Start, verdomme!

Beautiful start.

Mooi begin.

We'll start.

We zullen beginnen.

Start over.

Begin opnieuw.

Who'll start?

Wie begint?

- Begin!
- Start!

Begin!

Start studying.

- Begin te studeren.
- Begin met studeren.
- Ga studeren.

I'll start.

Ik ga eerst.

Start digging.

- Begin met graven.
- Begin te graven.
- Start met graven.

- Where do I start?
- Where should I start?

Waar moet ik beginnen?

You start sweating,

begin je te zweten

Start a conversation.

Ga een gesprek aan.

Life must start --

Het leven moet beginnen --

Conversations start countries,

gesprekken zijn het begin van een land,

Start the car.

Start de auto.

- Get started.
- Start.

Begin!

I start speaking.

Ik begin te praten.

I start tomorrow.

Ik start morgen.

We'll start over.

We zullen opnieuw beginnen.

Classes start tomorrow.

De lessen beginnen morgen.

Start your motors.

Start jullie motoren.

Let's start here.

Laten we hier beginnen!

- What time does it start?
- When does that start?

Hoe laat begint het?

- I'm going to start.
- I am going to start.

Ik ga beginnen.

- We must start at once.
- We must start immediately.

We moeten meteen beginnen.

- You must start at once.
- You must start immediately.

Ge moet onmiddellijk beginnen.

- We should start earlier.
- We ought to start earlier.

We zouden vroeger moeten beginnen.

- Tomorrow, I start the diet.
- I'll start my diet tomorrow.

Morgen begin ik met het dieet.

The start of winter.

De start van de winter.

To start enjoying tango.

...om van tango te kunnen genieten.

You must start immediately.

- Ge moet onmiddellijk beginnen.
- Je moet meteen beginnen.

Can you start tomorrow?

- Kan je morgen beginnen?
- Kun je morgen beginnen?

Where do we start?

Waar beginnen wij?

When do we start?

Wanneer starten we?

That's a great start!

Dat begint goed zeg!

We can't start today.

We kunnen vandaag niet beginnen.

Let's start a band.

Laten we een bandje oprichten.

- Let's begin.
- Let's start!

Laten we beginnen.

Let's start the party.

Laat het feest beginnen.

It's time to start.

Het is tijd om te beginnen.

That's a good start.

Dat is een goed begin.

Where should I start?

Waar moet ik beginnen?

When do classes start?

Wanneer beginnen lessen?

Classes start on Monday.

De lessen beginnen op maandag.

You have to start.

U moet beginnen.

That's only the start.

Dat is slechts het begin.

How should I start?

Hoe zou ik moeten beginnen?

- What time will the game start?
- When does the game start?

Wanneer begint de wedstrijd?

- We have to start at once.
- We must start at once.

We moeten meteen beginnen.

- It doesn't start before eight thirty.
- It won't start before eight-thirty.
- It doesn't start until eight thirty.

- Het begint niet voor half negen.
- Het zal niet beginnen voor acht uur dertig.

- When will the Japanese classes start?
- When will the Japanese course start?
- When will the Japanese class start?

Wanneer begint de Japanse cursus?

- It is necessary for you to start at once.
- You must start at once.
- You must start immediately.

Ge moet onmiddellijk beginnen.

- What time will the game start?
- What time does the game start?

- Wanneer begint de wedstrijd?
- Wanneer begint het spel?