Translation of "Kleinkinderen" in Spanish

0.007 sec.

Examples of using "Kleinkinderen" in a sentence and their spanish translations:

- Hoeveel kleinkinderen heb je?
- Hoeveel kleinkinderen heeft u?
- Hoeveel kleinkinderen hebben jullie?

- ¿Cuántos nietos tienes?
- ¿Cuántos nietos tienen ustedes?

- Waar zijn je kleinkinderen?
- Waar zijn jouw kleinkinderen?

¿Dónde están tus nietos?

Heb je kleinkinderen?

¿Tienes nietos?

Waar zijn je kleinkinderen?

¿Dónde están tus nietos?

Mijn ouders willen kleinkinderen.

Mis padres quieren nietos.

De muizen hebben geen kleinkinderen.

Los ratones no tienen nietos.

Tante Thea reed naar haar kleinkinderen in Californië.

La Tía Thea fue donde sus nietos en California.

Kleinkinderen kunnen voor de grootouders een grote bron van vreugde zijn.

Los nietos pueden ser una gran fuente de alegría para los abuelos.

Laat grootouders de stemmen van hun kleinkinderen horen via de telefoon.

Dejar que los mayores escuchen las voces de sus nietos por el teléfono.

's Nachts viel er een flink pak sneeuw. De volgende morgen verschenen op de straten oma's met kleinkinderen op sleetjes, en 's middags na schooltijd barstten in het park de sneeuwballengevechten los.

Por la noche cayó una considerable capa de nieve. A la mañana siguiente aparecieron por las calles abuelas con nietos montados en trineos, y al mediodía, después de clase, estallaron en el parque las peleas de bolas de nieve.