Translation of "Echtpaar" in Spanish

0.009 sec.

Examples of using "Echtpaar" in a sentence and their spanish translations:

We zijn een echtpaar.

Somos una pareja

- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

El viejo matrimonio no tuvo hijos.

Waar is het jonge echtpaar?

¿Dónde está la joven pareja?

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

- Esta pareja estaba hecha el uno para el otro.
- Estaban hechos el uno para el otro.

- Het oude koppel had geen kinderen.
- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

El viejo matrimonio no tuvo hijos.

- Het oude koppel had geen kinderen.
- Het oude echtpaar had geen kinderen.

El viejo matrimonio no tuvo hijos.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- Somos una pareja de casados.
- Somos marido y mujer.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

Estamos casados.

Men onderzoekt of er enig verband bestaat tussen de scheiding van het echtpaar en de dood van Maria. Als er een bestaat, dan is Juan de voornaamste verdachte.

Están estudiando si hay alguna relación entre la separación de la pareja y la muerte de María. Si hubiera, Juan será el principal sospechoso.

- Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.
- Voor mij is er niets zo hartverwarmend als een oud echtpaar dat hand in hand over straat loopt.

Nada me resulta tan tierno como una pareja vieja caminando por la calle mano en mano.