1. Home
  2. Translation in context
  3. Dutch-Spanish
  4. Christus

Translation of "Christus" in Spanish

0.003 sec.

Examples of using "Christus" in a sentence and their spanish translations:

- Christus is opgestaan!
- Christus is verrezen!

¡Cristo ha resucitado!

Christus is verrezen!

¡Cristo resucitó!

Christenen geloven in Jesus Christus.

Los cristianos creen en Jesucristo.

Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme.

Jesucristo se convirtió al budismo.

In 400 voor Christus werden tempels voor genezing opgericht

En el 400 a. C. se erigieron templos de sanación

Er wordt aangenomen dat Christus heel wat mirakels verrichtte.

Se cree que Cristo obró muchos milagros.

Christus is verrezen, alleluia! - Waarlijk hij is verrezen, alleluia!

¡Cristo resucitó, aleluya! --- ¡Verdaderamente resucitó, aleluya!

De bouw van de Grote Muur begon in de vijfde eeuw voor Christus.

La construcción de la gran muralla comenzó en el año cincuenta de nuestra era.