Translation of "Vertrokken" in Italian

- Ze zijn vertrokken.
- Zij zijn vertrokken.

- Sono partiti.
- Loro sono partiti.
- Sono partite.
- Loro sono partite.

Hij is vertrokken.

- È uscito.
- Lui è uscito.

Wij vertrokken samen.

- Siamo partiti assieme.
- Siamo partite assieme.
- Partimmo assieme.
- Ce ne siamo andati assieme.
- Ce ne siamo andate assieme.
- Ce ne andammo assieme.

Ze zijn vertrokken.

- Sono partiti.
- Loro sono partiti.
- Sono partite.
- Loro sono partite.

Ze is net vertrokken.

- Se n'è appena andata.
- Lei se n'è appena andata.

Tom is net vertrokken.

- Tom se n'è appena andato.
- Tom è appena partito.

Gisteravond zijn ze vertrokken.

Sono partiti la scorsa notte.

Werkelijk? Wanneer is hij vertrokken?

Oh, davvero? Quando è partito?

Ze zijn nog niet vertrokken.

- Non sono partiti.
- Loro non sono partiti.
- Non sono partite.
- Loro non sono partite.
- Non se ne sono andati.
- Loro non se ne sono andati.
- Non se ne sono andate.
- Loro non se ne sono andate.

Tom is vertrokken naar Australië.

Tom è partito per l'Australia.

- Ze is weg.
- Ze is vertrokken.

- Lei è uscita.
- Uscì.

- Je was vertrokken.
- Je steeg op.

- Decollavi.
- Tu decollavi.

- Ze zijn net vertrokken.
- Zij zijn net vertrokken.
- Ze zijn net weggegaan.
- Zij zijn net weggegaan.

- Sono appena partiti.
- Loro sono appena partiti.
- Sono appena partite.
- Loro sono appena partite.
- Se ne sono appena andati.
- Loro se ne sono appena andati.
- Se ne sono appena andate.
- Loro se ne sono appena andate.

- Ze zijn vroeg vertrokken.
- Zij zijn vroeg vertrokken.
- Ze zijn vroeg weggegaan.
- Zij zijn vroeg weggegaan.

Se ne andarono presto.

Op die dag is mijn moeder vertrokken

Era il giorno in cui mia mamma se n'è andata

Mijn zus is naar Italië vertrokken om te studeren.

Mia sorella è andata a studiare in Italia.

Zijn auto is niet hier, dus moet hij wel vertrokken zijn.

- La sua macchina non è qui, quindi dev'essere andato.
- La sua auto non è qui, quindi dev'essere andato.
- La sua automobile non è qui, quindi dev'essere andato.

- De kinderen zijn al naar school vertrokken.
- De kinderen zijn al naar school.

I bambini sono già andati a scuola.

- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs.
- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs vertrokken.

La collega il cui marito è francese è andata a Parigi.

- Hij is met de noorderzon vertrokken.
- Hij is spoorloos verdwenen.
- Hij verdween zonder een spoor achter te laten.
- Hij is zonder enig spoor verdwenen.

È scomparso senza lasciare tracce.