Translation of "Honger" in French

- Honger?
- Hebt ge honger?
- Heeft u honger?

- As-tu faim ?
- Avez-vous faim ?
- As-tu faim ?

Honger?

As-tu faim ?

- Heeft u honger?
- Heb je honger?

- As-tu faim ?
- Avez-vous faim ?

- Hebt ge honger?
- Heb je honger?

As-tu faim ?

- Wij hebben honger.
- We hebben honger.

Nous avons faim.

- Heb je geen honger?
- Hebben jullie geen honger?

- N'avez-vous pas faim ?
- Tu n'as pas faim ?
- N'as-tu pas faim ?

- Je hebt geen honger.
- Jij hebt geen honger.

Tu n'as pas faim.

Ik heb honger.

- J'ai faim !
- J'ai faim.

Heb je honger?

- As-tu faim ?
- As-tu faim ?
- Tu as faim ?

Ze hebben honger.

- Ils ont faim.
- Elles ont faim.

Heeft u honger?

Avez-vous faim ?

Ze hadden honger.

- Ils avaient faim.
- Elles avaient faim.

Tom heeft honger.

Tom a faim.

Niemand heeft honger.

Personne n'a faim.

Heeft Tom honger?

Tom a-t-il faim ?

Ik had honger.

J'avais faim.

- Ik ga dood van de honger!
- Ik heb ontzettende honger.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik rammel van de honger.
- Ik sterf van de honger!

J'ai une faim de loup.

- Ik ga dood van de honger!
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik rammel van de honger.
- Ik sterf van de honger!

Je meurs de faim !

- Ik heb ontzettende honger.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik ben uitgehongerd.
- Ik rammel van de honger.
- Ik sterf van de honger!

- Je meurs de faim !
- J'ai terriblement faim.
- Je crève de faim.

- Ik ga dood van de honger!
- Ik verga van de honger.
- Ik sterf van de honger!

- Je meurs de faim !
- Je crève de faim.

- Honger maakt rauwe bonen zoet.
- Honger is de beste saus.

La faim est le meilleur des cuisiniers.

- Eet, want ge hebt honger.
- Eet, want jullie hebben honger.

- Mangez, car vous avez faim.
- Mange, car tu as faim.

- Honger maakt rauwe bonen zoet.
- Honger is de beste kok.

Qui a faim, mange tout pain.

- Ik heb ontzettende honger.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik ben uitgehongerd.
- Ik rammel van de honger.
- Ik ga kapot van de honger.

- J'ai une faim de loup.
- J'ai très faim.
- J'ai la dalle.
- J'ai les crocs.
- Je suis affamée !
- Je crève la dalle.

- Ik heb ontzettende honger.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik ben uitgehongerd.
- Ik rammel van de honger.

J'ai super faim.

Ik heb ontzettende honger.

J'ai terriblement faim.

Ik had veel honger.

- J'avais très faim.
- J'étais fort affamé.
- J'étais fort affamée.

Ik heb altijd honger.

- J'ai toujours faim.
- J’ai toujours faim.

Ik heb geen honger.

Je n'ai pas faim.

Ik krijg stilaan honger.

Je commence à avoir faim.

Je had geen honger.

Tu n'avais pas faim.

Wij hadden geen honger.

Nous n'avions pas faim.

Tom zal honger krijgen.

Tom aura faim.

Hebt ge honger, Tom?

Est-ce que tu as faim, Tom ?

Heb je geen honger?

- Tu n'as pas faim ?
- N'as-tu pas faim ?

Wie heeft er honger?

Qui a faim ?

We hadden beiden honger.

Nous avions tous les deux faim.

Mijn kat heeft honger.

Mon chat a faim.

We hebben echt honger.

Nous avons très faim.

Misschien hebben ze honger.

Ils ont peut-être faim.

Ma, ik heb honger.

Maman, j'ai faim.

De vogels hadden honger.

Les oiseaux avaient faim.

Hoeveel honger heb je?

- À quel point tu as faim ?
- À quel point as-tu faim ?

U heeft geen honger.

Vous n'avez pas faim.

Hebben jullie geen honger?

N'avez-vous pas faim ?

Waarom heb ik honger?

Pourquoi ai-je faim ?

Ik heb honger nu.

Maintenant j'ai faim.

Ja, ik heb honger.

Oui, j'ai faim.

- Ik heb honger als een paard.
- Ik rammel van de honger.

- J'ai une faim de loup.
- Je suis aussi affamé qu'un ours.

- Heb je geen trek?
- Heb je geen honger?
- Hebben jullie geen honger?

- N'avez-vous pas faim ?
- Tu n'as pas faim ?
- N'as-tu pas faim ?

- Ik heb honger als een paard.
- Ik heb honger als een wolf.

Je suis aussi affamé que le loup.

Ik heb helemaal geen honger.

Je n'ai pas faim du tout.