Translation of "Echt" in French

- Echt?
- Echt waar?
- Echt!?
- Serieus!?

- Vraiment ?
- Vraiment ?

- Echt?
- Echt waar?

- Vraiment ?
- Vraiment ?

- Echt?
- Meen je dat echt?
- Echt waar?

- Êtes-vous sérieux ?
- T'es sérieuse ?

- Echt?
- Echt waar?
- Echt!?
- Is dat waar?

- Vraiment ?
- C'est vrai ?
- N'est-ce pas vrai ?
- Vrai ?

"Echt waar?" "Ja, echt."

- « Sérieusement ? » « Oui sérieusement. »
- « Vraiment ? » « Oui, vraiment. »

- Echt? Waarom?
- Echt? Hoezo?

Vraiment ? Pourquoi ?

- Echt?
- Echt waar?
- Serieus!?

Vraiment ?

Echt?

- Vraiment ?
- C'est vrai ?
- Est-ce sérieux ?
- Vrai ?
- Sans blague ?
- Ah bon ?
- Sérieusement ?
- Ah vraiment ?
- Vraiment ?

Echt!

Vraiment !

- Echt heel leuk!
- Echt mooi!

Vraiment sympa !

- Ah, echt waar?
- Ah, echt?

Ah, vraiment ?

- Echt?
- Meen je dat echt?
- Meent u dat echt?

- Vraiment ?
- Sans blague ?

- Echt?
- De waarheid?
- Echt waar?
- Echt!?
- Is dat waar?

Vrai ?

- Echt?
- Echt waar?
- Zit dat zo?

Vraiment ?

- Echt? Waarom?
- Echt? Hoezo?
- Serieus? Waarom?

Vraiment ? Pourquoi ?

Echt waar.

Vraiment.

Wat? Echt?

Oh ! Vraiment ?

Ja, echt!

Oui, vraiment !

Echt goed!

Très bien !

"Echt waar?"

"Vraiment ?"

Niet echt.

Pas vraiment.

- Je lijkt echt nerveus.
- Je lijkt echt zenuwachtig.
- U lijkt echt nerveus.
- U lijkt echt zenuwachtig.
- Jullie lijken echt zenuwachtig.
- Je kijkt echt zenuwachtig.
- Je kijkt echt nerveus.
- U kijkt echt zenuwachtig.
- U kijkt echt nerveus.
- Jullie kijken echt zenuwachtig.
- Jullie kijken echt nerveus.
- Jullie lijken echt nerveus.
- Je ziet er echt zenuwachtig uit.
- Je ziet er echt nerveus uit.
- U ziet er echt nerveus uit.
- U ziet er echt zenuwachtig uit.
- Jullie zien er echt zenuwachtig uit.
- Jullie zien er echt nerveus uit.

- Vous avez l'air très nerveux.
- Vous avez l'air très nerveuse.

- Kun je dat echt?
- Kunt u dat echt?
- Kunnen jullie dat echt?

- Le peux-tu vraiment ?
- Le pouvez-vous vraiment ?

- Wil je het echt?
- Wilt u het echt?
- Willen jullie het echt?

Le veux-tu vraiment ?

- Ben je echt Italiaans?
- Bent u echt Italiaans?
- Zijn jullie echt Italiaans?

Es-tu vraiment italien ?

- Dat was echt ongelooflijk.
- Dat was echt ongelofelijk.

C'était vraiment incroyable.

- Meent u dat echt?
- Denken jullie dat echt?

Vous le pensez sérieusement ?

- Het is echt goed!
- Dat is echt goed!

C'est vraiment bon !

Nou, niet echt.

Eh bien, pas exactement.

Dit is echt.

c'est réel.

Oh nee! Echt?

Oh, non ! vraiment ?

Bestaan spoken echt?

Les fantômes existent-ils vraiment ?

- Echt?
- De waarheid?

- Vraiment ?
- C'est vrai ?
- La vérité ?
- Ah bon ?
- Vraiment ?

Atlantis is echt.

Atlantis est réelle.

Het werkt echt.

Ça marche vraiment.

Komt hij echt?

- Viendra-t-il effectivement ?
- Est-ce qu'il vient vraiment ?

Zijn aliens echt?

Les extraterrestres sont-ils réels ?

Je stinkt echt.

- Tu pues vraiment.
- Tu sens vraiment mauvais.

Neen, niet echt.

Non, pas vraiment.

Deze zijn echt.

Ceux-ci sont véritables.

Maak het echt.

- Réalise-le !
- Réalisez-le !

Zijn deze echt?

Sont-ils réels ?

- Echt?
- Ja, toch?

Vraiment ?

Zijn draken echt?

Les dragons sont-ils réels ?

Ja, echt waar!

- Oui, pour de vrai !
- Ouais, pour de vrai !

- Echt?
- Echt waar?
- Is dat zo?
- Zit dat zo?
- Echt!?
- Serieus!?
- Is dat waar?

- Vraiment ?
- Vraiment ?

- Echt?
- De waarheid?
- Meen je dat echt?
- Echt waar?
- Is dat zo?
- Zit dat zo?
- Meent u dat echt?
- Echt!?
- Serieus!?
- Oh! Serieus?
- Is dat waar?

- Vraiment ?
- Vrai ?
- Ah bon ?
- Ah vraiment ?
- Vraiment ?

- Ik betwijfel het echt.
- Ik twijfel er echt aan.

J'en doute vraiment.

- Heb je Tom echt gewaarschuwd?
- Hebt u Tom echt gewaarschuwd?
- Hebben jullie Tom echt gewaarschuwd?

- Avais-tu vraiment prévenu Tom?
- Avais-tu vraiment mis en garde Tom?

- Ik hou echt van Kerstmis.
- Ik hou echt van kerst.

J'aime vraiment Noël.

- Je bent niet echt dom.
- Je bent echt niet dom.

T'es vraiment pas bête.

- Wat wilt ge echt zeggen?
- Wat wilt u echt zeggen?

- Qu'est-ce que vous voulez vraiment dire ?
- Que voulez-vous dire, en fait ?

- Deze crêpes zijn echt heerlijk.
- Deze flensjes zijn echt heerlijk.

Ces crêpes sont vraiment délicieuses.

Dat is echt goed.

C'est super.

Is dit echt noodzakelijk?

Est-ce bien nécessaire ?

Het rook echt goed.

Ça sentait vraiment bon.

Het is echt verschrikkelijk.

C'est vraiment horrible.

Dat is echt heerlijk.

C'est vraiment merveilleux.

Het betekent echt niets.

Ça ne signifie vraiment rien.

Dat is echt bedroevend.

C'est vraiment triste.

Meen je dat echt?

- Es-tu sûr ?
- Tu es sérieux ?

Is het echt mogelijk?

Est-ce vraiment possible ?

Dat is echt walgelijk.

C'est à gerber !

Dat is echt groots.

C'est vraiment super.

Dat is echt stom.

C'est vraiment bête.

Ze is echt snel.

Elle est vraiment rapide.

Het was echt interessant.

- C'était vraiment intéressant.
- C'était très intéressant.

Wil je echt helpen?

- Veux-tu vraiment aider ?
- Voulez-vous vraiment aider ?

Wil je echt winnen?

- Veux-tu vraiment gagner ?
- Voulez-vous vraiment gagner ?

Het is echt beschamend.

C'est vraiment honteux.

Je bent echt walgelijk!

Tu es vraiment détestable !