Translation of "Tante" in English

0.015 sec.

Examples of using "Tante" in a sentence and their english translations:

Wat doet je tante?

What does your aunt do?

Tante, dit is Tom.

Aunt, this is Tom.

Mijn tante is misselijk.

My aunty is feeling sick.

Waar is jouw tante?

Where's your aunt?

Mijn tante moet overgeven.

My aunty is feeling sick.

- Mijn tante stuurde me een verjaardagscadeau.
- Mijn tante stuurde me een verjaardagscadeautje.

My aunt sent me a birthday present.

Zijn tante heeft drie katten.

His aunt has three cats.

Mijn tante had drie kinderen.

- My aunt had three kids.
- My aunt had three children.

Tante Wang, ik ben het.

Auntie Wang, it's me.

Zijn tante woont in Oostenrijk.

His aunt lives in Austria.

Mijn tante heeft drie kinderen.

My aunt has three children.

Mijn tante is al hier.

My aunt is already here.

Hij logeerde bij zijn tante.

- He stayed with his aunt.
- He stayed at his aunt's.

Ik ben Maria, Toms tante.

I'm Mary, Tom's aunt.

- Mijn tante spreekt Chinees alsmede Engels.
- Mijn tante spreekt zowel Chinees als Engels.

My aunt speaks Chinese as well as English.

Of zou ik een tante zijn?

Or would I be an aunt?

Mijn tante woont in New York.

My aunt lives in New York.

Vader noemde me naar zijn tante.

Father named me after his aunt.

Mijn tante heeft mij bloemen gebracht.

My aunt brought me flowers.

Ze heeft gisteren haar tante bezocht.

She visited at her aunt's yesterday.

Mijn tante ziet er jong uit.

My aunt looks young.

Mijn tante houdt van creoolse muziek.

My aunt loves Creole music.

Mijn tante spreekt Chinees alsmede Engels.

My aunt speaks Chinese as well as English.

- De schoonzus van een ouder is een tante.
- De zwagerin van een ouder is een tante.
- De zwageres van een ouder is een tante.

The sister-in-law of a parent is an aunt.

- Ik heb een tante die in Kyoto woont.
- Ik heb een tante die in Kioto woont.

I have an aunt who lives in Kyoto.

- De zwagerin van een ouder is een tante.
- De zwageres van een ouder is een tante.

The sister-in-law of a parent is an aunt.

Ze werd Elizabeth genoemd, naar haar tante.

She was named Elizabeth after her aunt.

Mijn tante was blij met mijn succes.

My aunt was pleased with my success.

Mijn tante is ouder dan mijn moeder.

My aunt is older than my mother.

Mijn tante heeft mij een verjaardagsgeschenk gestuurd.

My aunt sent me a birthday present.

Ik weet niet waar mijn tante woont.

I don't know where my aunt lives.

Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.

I am going to stay with my aunt in Hawaii.

Tante Joko is te zwak om te werken.

Aunt Yoko is too weak to work.

Hij bleef in het huis van zijn tante.

He stayed at his aunt's house.

De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.

We are going to visit our aunt next Sunday.

Ik heb de zomervakantie bij mijn tante doorgebracht.

I spent the summer vacation at my aunt's house.

In de zomerperiode logeer ik bij mijn tante.

I'm staying at my aunt's for the summer.

Mijn tante is de zus van mijn vader.

My aunt is my father's sister.

Deze pop is een geschenk van mijn tante.

This doll is a gift from my aunt.

Het geld is een erfenis van mijn tante.

The money is a legacy from my aunt.

Ik heb een tante die in Osaka woont.

I have an aunt who lives in Osaka.

Mijn tante gaf me een boek voor Kerstmis.

My aunt gave me a book for Christmas.

Ik heb een tante die in Boston woont.

I have an aunt who lives in Boston.

De zus van een ouder is een tante.

The sister of a parent is an aunt.

De zoon van een tante is een neef.

The son of an aunt is a cousin.

De dochter van een tante is een nicht.

The daughter of an aunt is a cousin.

Ik heb een tante die in Australië woont.

I have an aunt who lives in Australia.

De bejaarde tante van mijn man werd levend verbrand

My husband's elderly aunt was burned alive,

Mijn oom is mager, maar mijn tante is dik.

- My uncle is slender, but my aunt is stout.
- My uncle is slim, but my aunt is fat.
- My uncle is thin, but my aunt is fat.

Mijn oom is slank maar mijn tante is dik.

- My uncle is slender, but my aunt is stout.
- My uncle is slim, but my aunt is fat.
- My uncle is thin, but my aunt is fat.

Maria toont haar tante en oom de oude stad.

Mary shows the old burgh to her aunt and uncle.

Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.

My aunt lives in a lonely house in the country.

De vrouw waarvan ik dacht dat het zijn tante was, was een vreemde.

The woman who he thought was his aunt was a stranger.

De appeltaart van zijn tante was heerlijk, dus hij nam een tweede portie.

His aunt's apple pie was delicious, so he had a second helping.

Waarom kon de jongen niet zeggen hoe oud zijn tante was? - Hij kon dat niet zeggen omdat hij zulke grote getallen nog niet geleerd heeft op school.

Why could the boy not tell how old his aunt was? - He could not tell it because he had not yet learnt large numbers in school.