Translation of "Apotheek" in English

Waar is de apotheek?

- Where is there a drugstore?
- Where's the pharmacy?

Bezitten jullie een apotheek?

Do you own a pharmacy?

Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?

- Where's the nearest drugstore?
- Where is the nearest drugstore?

Waar is een dichtstbijzijnde apotheek?

Where is a nearby pharmacy?

Ik werk in een apotheek.

I work in a pharmacy.

Ik moet naar de apotheek.

I have to go to the pharmacy.

Sami ging naar de apotheek.

Sami went to the pharmacy.

Ik zal de apotheek bellen.

I'll call the pharmacy.

Hij werkt in een apotheek.

He works in a pharmacy.

Ze verkoopt medicamenten in de apotheek.

She sells medicine in the pharmacy.

Wat is de naam van uw apotheek?

- What's the name of your pharmacy?
- What is the name of your pharmacy?

Is hier in de buurt een apotheek?

- Isn't there a pharmacy nearby?
- Is there a pharmacy nearby?

Ik heb medicijnen nodig. Waar is de apotheek?

I need medicine. Where is the pharmacy?

Hij keerde terug naar de apotheek, vond de machine, goot het staal in en stortte de $10,00.

He went back to the drug store, located the machine, poured in the sample and deposited the $10.00.