Examples of using "أنتَ" in a sentence and their dutch translations:
- Je hebt het verdiend.
- U heeft het verdiend.
- Jij hebt het verdiend.
Gaat het goed met u?
Bent u bang?
Heb je verdriet?
- Je was bijna dood.
- U was bijna dood.
- Jullie waren bijna dood.
Je bent altijd te laat.
Je kent de rest van het verhaal.
Ben je hier morgen?
- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?
Je vergist je, dat is niet het geval.
Heb je verdriet?
Je brak de regels.
- Dat zou je misschien maar beter niet doen.
- Misschien zou je dat beter niet doen.
Wat aardig van u!
Ben je blij?
Woon je in Duitsland, Yidir?
Hoe weet je dat?
Je ziet beter dan ik.
Je ziet er erg goed uit.
Je gaat de problemen van het leven gewoon uit de weg.
- Je kan het niet zomaar eten alleen omdat het voedzaam is.
- Je kan het niet zomaar opeten alleen omdat het voedzaam is.