Examples of using "Tişört" in a sentence and their dutch translations:
Ik draag een oranje T-shirt.
Welke T-shirt is rood?
Ik kocht een T-shirt.
Tom won een T-shirt.
Vrijwilligers krijgen een T-shirt.
Tom droeg een V-hals T-shirt.
Dit T-shirt is te klein voor mij.
Wat? Dit T-shirt kost drieduizend yen? Dat is afzetterij!