Examples of using "Gitar" in a sentence and their dutch translations:
Ik kan gitaar spelen.
Ik speelde gitaar.
Ik kan de gitaar niet spelen.
Ik speel gitaar.
Hij kan gitaar spelen.
Jon kan geen gitaar spelen.
Mijn hobby is gitaar spelen.
Ze speelt gitaar.
Hij kan gitaar spelen.
Spelen jullie gitaar?
Tom speelt gitaar.
Ik kan gitaar spelen.
Jon kan geen gitaar spelen.
Wie speelt er gitaar?
Ik wil een gitaar.
Een elektrische gitaar klikt anders dan een akoestische.
Hij speelt goed gitaar.
Speel je nog steeds gitaar?
- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.
Ze speelt piano en gitaar.
Ik heb Tom gevraagd om gitaar te spelen.
"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."
Ik speel gitaar voor het avondeten.
Hij speelt vaak gitaar.
- Ik wil dat ge gitaar speelt voor mij.
- Ik wil dat je gitaar voor me speelt.
Het enige wat ik wil voor Kerstmis is een gitaar.
Tom was degene die me gitaar leerde spelen.
Zijn hobby's zijn gitaar spelen en zingen.
Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.
- Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.
- Tom heeft een nieuwe gitaar voor Kerstmis gekocht.
- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.