Examples of using "sık" in a sentence and their dutch translations:
Ik lees vaak.
Ik hik veel.
Hij wordt vaak verliefd.
Ik ski vaak.
- Ik heb vaak nare dromen.
- Ik heb vaak nachtmerries.
Ween jij vaak?
Ik ga vaak naar de bioscoop.
Ik studeer dikwijls met muziek.
Ik volleybal veel.
- Ik ben hier dikwijls geweest.
- Ik was hier vaak.
Ik reis vaak.
- Vlieg je vaak?
- Vlieg je regelmatig?
- Vliegt u regelmatig?
We praten regelmatig.
- Het gebeurt vaak.
- Het gebeurt regelmatig.
- Tom zit er vaak naast.
- Tom vergist zich regelmatig.
- Ik zie Tom vaak.
- Ik zie Tom dikwijls.
Ze spreekt vaak met haar verloofde.
Tom glimlacht vaak.
Ik ga vaak naar het strand.
Ik lees vaak in bed.
Ik koop niet vaak brood.
Kom je hier vaak?
Ik ga vaak bij hem op bezoek.
had ik vaak moeite om erbij te horen.
Ik heb vaak oorinfecties.
Hij maakt vaak mensen boos.
Het sneeuwt hier vaak.
Ze komen hier regelmatig over de vloer.
Ik eet vaak appels.
Ga je vaak winkelen?
- Wij eten dikwijls rauwe vis.
- We eten dikwijls rauwe vis.
Heb je dikwijls hoofdpijn?
Ik eet vaak kip.
Ik heb vaak nare dromen.
Ik vergeet vaak haar naam.
Tom gaat vaak naar Boston.
Ik heb hem niet vaak op school gezien.
Ik heb dikwijls heimwee.
Ik deed dit vaak toen ik kind was.
Ik heb dikwijls dezelfde droom.
Wij spelen dikwijls schaak.
Hij speelt vaak gitaar.
Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.
Ontmoet je hem vaak?
Tom spijbelt veel.
Ik lees vaak boeken.
Zwemt Tom vaak?
Tom spijbelt vaak.
Ik speelde vaak tennis met hem.
Ik speelde vaak honkbal toen ik jong was.
Ik drink vaak thee.
- Tom maakt vaak fouten.
- Tom maakt regelmatig fouten.
- Tom maakt dikwijls fouten.
- Tom vergist zich regelmatig.
- Tom maakt geregeld fouten.
- Tom vergist zich geregeld.
Ik ontvang vaak brieven van hem.
Ik rij niet vaak.
Ik heb het me vaak afgevraagd.
Hij gaat dikwijls te voet naar school.
Hij komt dikwijls te laat.
Zie je hem vaak?
Tom downloadt vaak films.
Mijn broer huilt vaak.
We zien hier vaak apen.
Tom is vaak op reis.
Tom draagt vaak sandalen.
Tom spreekt zichzelf voortdurend tegen.
Ik ga vaak naar het buitenland.
Hij die veel leest en veel wandelt, ziet veel en weet veel.
- Japan heeft regelmatig aardbevingen.
- Japan heeft dikwijls aardbevingen.
- Waag je kans.
- Waag uw kans.
Hij wordt vaak 'de laatste Viking' genoemd.
Ik ga vaak naar haar hol.
In de zomer zwem ik vaak in de zee.
Ik zoek vaak woorden op in dat woordenboek.
Hij stelt vaak domme vragen.
Hij speelde vaak honkbal toen hij jong was.
Vanaf die dag ontmoetten ze elkaar vaak.
Mijn moeder maakt vaak pastasalade.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
Hij komt vaak laat op school.
Ze was dikwijls verkouden.
- Hoor je vaak van hem?
- Hoort u vaak van hem?
- Horen jullie vaak van hem?
Ik ben vaak verkouden.
Zij ontbijt daar vaak.
Tom loog vaak tegen Mary.
Ik ga vaak naar Elena's huis.
Ik eet hier vaak.
Toen ze studeerde, ging ze vaak naar de discotheek.
Tom citeert vaak Shakespeare.
Ik heb ook vaak last van eenzaamheid.
Tom praat vaak tegen zichzelf.