Examples of using "Jugará" in a sentence and their dutch translations:
Hij gaat morgen honkbal spelen.
Morgen voetbalt hij.
Hij gaat morgen honkbal spelen.
Morgen gaat hij tennis spelen.
Yumi zal geen tennis spelen, toch?
Ik vraag mij af waarom tennis in minirokjes gespeeld wordt.
Wie zal de rol van prinses spelen?