Translation of "Enferma" in Dutch

Me enferma.

- Ik word er ziek van.
- Ik word er misselijk van.

Está enferma.

Jullie zijn gestoord.

Estoy enferma.

Ik ben ziek.

Pretendió estar enferma.

Zij deed alsof ze ziek was.

Eso me enferma.

Ik word er misselijk van.

Yo estaba enferma.

Ik was ziek.

Ayer estaba enferma.

Gisteren was ik ziek.

- Creo que ella está enferma.
- Creo que está enferma.

Ik denk dat ze ziek is.

Porque se sentía enferma.

Omdat ze zich ziek voelde.

Mi abuela está enferma.

Mijn grootmoeder is ziek.

- ¿Estás enferma?
- ¿Estás enfermo?

Ben je ziek?

- Estoy enfermo.
- Estoy enferma.

Ik ben ziek.

Creo que está enferma.

Ik denk dat ze ziek is.

¿De verdad estoy enferma?

Ben ik echt ziek?

- ¿Desde cuanto hace que ella está enferma?
- ¿Desde cuándo que está enferma?

Sinds wanneer is zij ziek?

Si la región se enferma,

Als dat gebied ziek wordt,

Creo que ella está enferma.

- Ik denk dat ze ziek is.
- Ik veronderstel dat ze ziek is.

¿Desde cuándo que está enferma?

Sinds wanneer is zij ziek?

Ella dijo que estaba enferma.

Ze zei dat ze ziek was.

Jane está en cama enferma.

Jane ligt ziek in bed.

Ella se puso gravemente enferma.

Ze werd heel ziek.

Ella parecía haber estado enferma.

Zij is kennelijk ziek geweest.

Creo que Yumi está enferma.

Ik denk dat Yumi ziek is.

Dicen que ella está enferma.

Ze zeggen dat zij ziek is.

- Él está enfermo.
- Está enferma.

Hij is ziek.

- Ella no pudo venir porque estaba enferma.
- No pudo venir porque estaba enferma.

Ze kon niet komen omdat ze ziek was.

La región no solo está enferma,

is de regio niet alleen ziek --

Deberías cuidar de tu madre enferma.

- Jullie moeten voor jullie zieke moeder zorgen.
- Je moet voor je zieke moeder zorgen.

Al comienzo, pensé que estaba enferma.

Eerst dacht ik dat ze ziek was.

- Oh, estaba enfermo.
- Oh, estaba enferma.

Oh, ik was ziek.

Tom dijo que tú estabas enferma.

Tom zei dat je ziek was.

¿Cómo supiste que ella está enferma?

Hoe wist je dat zij ziek was?

Es una pena que esté enferma.

- Jammer dat ze ziek is.
- Spijtig dat ze ziek is.

- No estoy enferma.
- No estoy enfermo.

Ik ben niet ziek.

- Ayer estaba enfermo.
- Ayer estaba enferma.

Gisteren was ik ziek.

- Yo estaba enfermo.
- Yo estaba enferma.

Ik was ziek.

Ella estuvo enferma durante una semana.

Zij was al een week ziek.

- Él está enfermo.
- Ella está enferma.

Hij is ziek.

No pudo venir porque estaba enferma.

Ze kon niet komen omdat ze ziek was.

Solo pensar en eso los enferma, ¿cierto?

Alleen al de gedachte eraan maakt je toch ziek, niet?

Me quedé en casa porque estaba enferma.

Ik bleef thuis omdat ik ziek was.

Él me dijo que ella estaba enferma.

Hij vertelde me dat zij ziek was.

¿Desde cuanto hace que ella está enferma?

Sinds wanneer is zij ziek?

- Como mi madre estaba enferma, no pude ir.
- Como mi madre estaba enferma, no pude ir allí.

Aangezien mijn moeder ziek was, kon ik er niet heen.

Un bebé recién nacido se enferma con facilidad.

Een pasgeborene wordt gemakkelijk ziek.

Ella estuvo ausente a clases porque estaba enferma.

Ze was niet aanwezig school omdat ze ziek was.

No puede asistir a clase porque está enferma.

Ze kan de lessen niet bijwonen vanwege ziekte.

Toda la familia estaba enferma y en cama.

- Het ganse gezin lag ziek in bed.
- Het hele gezin lag ziek in bed.

- Estuve enfermo ayer.
- Ayer estaba enfermo.
- Ayer estaba enferma.

Gisteren was ik ziek.

Estando mi madre enferma, no pude ir al concierto.

Aangezien mijn moeder ziek was, kon ik niet naar het concert.

Como mi madre estaba enferma, yo me ocupé de ella.

Omdat mijn moeder ziek was, zorgde ik voor haar.

- Creo que Yumi está enferma.
- Creo que Yumi está mala.

Ik denk dat Yumi ziek is.

- No estoy enferma.
- No estoy enfermo.
- Yo no estoy enfermo.

Ik ben niet ziek.

La niña fue a la escuela a pesar de estar enferma.

- Het meisje is naar school gegaan ondanks haar ziekte.
- Het meisje ging naar school ondanks haar aandoening.

Ella lucía como si hubiera estado enferma por un largo tiempo.

Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.

Su madre dijo que llevaba cinco semanas enferma en la cama.

Zijn moeder zei dat hij sinds vijf weken ziek in bed lag.

Me siento un poco enferma, pero quiero salir de todas formas.

- Ik voel mij een beetje ziek, maar ik wil in alle geval naar buiten gaan.
- Ik voel me wat ziek maar ik wil in ieder geval uitgaan.

Mary está muy enferma y me temo que se está muriendo.

Maria is erg ziek en ik vrees dat ze stervende is.

Richard dijo que su madre estaba enferma, lo que es una mentira.

Richard zei dat zijn moeder ziek was, wat gelogen was.