Examples of using "Casaron" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn getrouwd.
- Ze zijn in het geheim getrouwd.
- Ze trouwden in het geheim.
- Ze waren jong toen ze trouwden.
- Zij zijn getrouwd toen ze nog jong waren.
Ze zijn zes maanden geleden getrouwd.
Ze zijn getrouwd.
- Ze waren jong toen ze trouwden.
- Zij zijn getrouwd toen ze nog jong waren.
Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.
- Ze waren jong toen ze trouwden.
- Zij zijn getrouwd toen ze nog jong waren.
Tom en Maria zijn op kerstavond getrouwd.
Wat ook de reden is, ze zijn niet getrouwd.
Mijn ouders zijn getrouwd voor mijn geboorte.
Wat ook de reden is, ze zijn niet getrouwd.