Examples of using "французского" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
Tom is een leraar Frans.
Ik ben je lerares Frans.
Tom is een leraar Frans.
Dit woord is van Franse herkomst.
Hoe was de Franse les?
- Wie is jouw leraar Frans?
- Wie is uw leraar Frans?
- Wie is jullie leraar Frans?
Ik ben Frans kotsbeu.
Tom heeft het Frans als moedertaal.
Tom heeft het Frans als moedertaal.
Onze docent Frans is Canadees.
Ik heb een assistent nodig die Frans spreekt.
We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.
Het Engels heeft veel woorden uit het Frans overgenomen.
Ik schreef aan mijn leraar Frans in het Frans.
Hij vertaalt uit het Frans in het Japans.
- Hij kent helemaal geen Frans.
- Hij spreekt helemaal geen Frans.
Het Engels heeft veel woorden uit het Frans overgenomen.
Tom zei dat hij geen Frans kent.
Het woord 'cliché' komt uit het Frans.
Tom was mijn eerste leraar Frans.
dat al 15.000 uur blootgesteld is aan Frans
in plaats van in je moedertaal over Frans te praten.
Spreekt je leraar Frans Engels?
Ik wist niet dat Tom Frans kon spreken.
Tom is de beste leraar Frans die ik ken.
Heb je een Frans woordenboek?
Over drie maanden ga je op gesprek met een Franstalige.
Mijn lerares Frans is even oud als ik.
We garanderen de laagste prijs voor een Franse taalschool in Quebec, Canada.
Ik spreek helemaal geen Frans.
Ik ken geen Frans.
Ik versta geen Frans
Ik heb net met je leraar Frans gesproken en hij zegt dat je het goed doet in de klas.